2F hoofdstuk 5

2F hoofdstuk 5
breuken
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenISK

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2F hoofdstuk 5
breuken

Slide 1 - Tekstslide

Een breuk

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Wat is in deze breuk de noemer?
A
3
B
2
C
5
D
6

Slide 4 - Quizvraag

Welke breuk is dit?

A
3/6
B
3/5
C
2/4
D
2/5

Slide 5 - Quizvraag

Welke breuk is dit?

A
1/5
B
5/1
C
1/6
D
6/1

Slide 6 - Quizvraag

Welke breuk is dit?
A
7/8
B
1/8
C
1/7
D
7/7

Slide 7 - Quizvraag

een hele

Slide 8 - Tekstslide

Haal de helen uit de breuk:
13/5
A
2 3/5
B
3 3/5
C
1 6/5
D
33/5

Slide 9 - Quizvraag


Haal de helen uit de breuk
4/2
A
1
B
1 1/2
C
2

Slide 10 - Quizvraag


Haal de helen uit de breuk
7/6
A
1/6
B
1 1/6
C
2

Slide 11 - Quizvraag

gelijkwaardige breuken 

Slide 12 - Tekstslide

Welke van de onderstaande breuken zijn gelijkwaardige breuken?
( je houd er 1 over)
A
1/2 = 1/4
B
5/5 = 1
C
1/3 = 1/6
D
3/4 = 6/8

Slide 13 - Quizvraag

Welke breuk is gelijkwaardig aan:
A
3/4
B
1/2
C
3/7
D
1/3

Slide 14 - Quizvraag

Welke breuk is gelijkwaardig aan 1/2?
A
4/8
B
26/50
C
9/14
D
10/12

Slide 15 - Quizvraag

Breuken vereenvoudigen, wat is dat?

Slide 16 - Tekstslide

De breuk vereenvoudigen.
Wat moet je dan doen?
A
De noemers van de breuk moeten gelijk gemaakt worden.
B
De breuk moet zo klein mogelijk gemaakt worden.
C
De breuk moet van elkaar afgetrokken worden.
D
De breuk moet bij elkaar opgeteld worden.

Slide 17 - Quizvraag

breuken vereenvoudigen
6/8 = ...
A
1/4
B
3/4
C
1/2
D
2/2

Slide 18 - Quizvraag

Breuken vereenvoudigen
18/36
A
18/36
B
9/18
C
3/6
D
1/2

Slide 19 - Quizvraag

Breuken vereenvoudigen

21/36=
A
7/12
B
11.5/18
C
3/5
D
2/3

Slide 20 - Quizvraag

Breuken gelijknamig maken

Slide 21 - Tekstslide

Maak de volgende breuken gelijknamig:
A
B
C
D

Slide 22 - Quizvraag

Hoe maak je de breuk
1/3 en 1/4 gelijknamig?
A
4/12 en 4/12
B
Kan niet
C
4/12 en 3/12
D
4/12 en 6/12

Slide 23 - Quizvraag

Maak de breuken gelijknamig:
1/4 en 1/8
A
2/8 en 1/8
B
1/4 en 2/4
C
8/32 en 4/32
D
2/12 en 2/12

Slide 24 - Quizvraag

Breuken optellen

A
4/10
B
4/8
C
5/8
D
7/8

Slide 25 - Quizvraag

Breuken optellen

A
4/10
B
7/8
C
4/8
D
7/16

Slide 26 - Quizvraag


breuken aftrekken:
84
-
41
A
62
B
82=41
C
43
D
181

Slide 27 - Quizvraag

Je kunt ongelijknamige breuken aftrekken

3 5/7 - 2 1/4
A
1 13/28
B
1 1/2
C
1 4/3
D
1 11/26

Slide 28 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen

Slide 29 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen

3152=
A
3/8
B
2/15
C
1/15
D
5/6

Slide 30 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen

A
3/8
B
2/15
C
1/15
D
5/6

Slide 31 - Quizvraag

Breuken delen

Slide 32 - Tekstslide

Bij breuken delen
A
draai je de tweede breuk om en daarna doe je hetzelfde als vermenigvuldigen
B
Noemer keer de noemer en teller keer de teller
C
De noemer keer de noemer en tellers blijven gelijk
D
Noemer keer teller en teller keer noemer

Slide 33 - Quizvraag


breuken delen
A
40/86
B
20/45
C
10/21
D
???

Slide 34 - Quizvraag

opgave 8 - BREUK DELEN

Joris volgt een hardlooptraining.
Tijdens de training sprint Joris in totaal 1/2 km
De totale sprintafstand is verdeeld in 4 gelijke
delen.
A
1/2
B
1/4
C
1/8
D
1/16

Slide 35 - Quizvraag