Nieuwsbegrip: Verbod op social media

Nieuwsbegrip: Verbod op sociale media
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nieuwsbegrip: Verbod op sociale media

Slide 1 - Tekstslide

We gebruiken onze telefoon voor steeds meer dingen, bijvoorbeeld om:
  • naar filmpjes te kijken;
  • het weer te checken;
  • te chatten met vrienden.


Welke socialmedia-apps heb jij vandaag gebruikt?

Slide 2 - Tekstslide

Welke socialmedia-apps heb jij vandaag gebruikt? 
Schrijf ze allemaal op.

Slide 3 - Woordweb

Waarom zijn mobiele telefoons zo verslavend?

Slide 4 - Woordweb

Wat kun je doen om minder op je telefoon te zitten?

Slide 5 - Woordweb

Filmpje
We besteden veel tijd op social media. 
Maar waarom zijn social media zo verslavend? Bekijk de video voor meer uitleg.
Waarom social media zo verslavend kunnen zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

In welk jaar werd de telefoon uitgevonden?
A
2025
B
1925
C
1990
D
1876

Slide 8 - Quizvraag

1. Vind je jezelf verslaafd aan je telefoon?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 9 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
Instafriend
B
Instagram
C
InstaApp
D
Insta

Slide 10 - Quizvraag

2. Hoeveel tijd besteed je doordeweeks gemiddeld aan je telefoon?
A
niet of minder dan een uur per dag
B
1 tot 2 uur per dag
C
3 - 4 uur per dag
D
meer dan 4 uur per dag

Slide 11 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
Facebook
B
Farcebook
C
Fakebook
D
Failbook

Slide 12 - Quizvraag

3. Hoeveel tijd besteed je in het weekend gemiddeld aan je telefoon?
A
niet of minder dan een uur per dag
B
1 tot 2 uur per dag
C
3 - 4 uur per dag
D
meer dan 4 uur per dag

Slide 13 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
Toddler
B
Tumblr
C
Tubbler
D
Twowoop

Slide 14 - Quizvraag

4. Waarom ben je met je telefoon bezig? Je kunt meerdere antwoorden kiezen.
A
Ik vind het gewoon leuk.
B
Ik wil niets missen.
C
Een andere reden.

Slide 15 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
Pinball
B
Pinterest
C
Ptrest
D
Pinteresting

Slide 16 - Quizvraag

5. Hoe voel je je als je een bericht op sociale media niet meteen kunt lezen?
A
Dat maakt me niet uit.
B
Ik word er onrustig van.
C
Ik vind het prettig, dan heb ik even rust.

Slide 17 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
SnepChat
B
SnailChat
C
SneffChat
D
SnapChat

Slide 18 - Quizvraag

6. Hoe voel je je als je niet op internet kunt?
A
Dat maakt me niet uit.
B
Ik word er onrustig van.
C
Ik vind het prettig, dan heb ik even rust.

Slide 19 - Quizvraag

Welke social media-app is dit?
A
WhazzApp
B
WhatsUp
C
WhatsApp
D
WhatsThat

Slide 20 - Quizvraag

7. Slaap je slechter als je vlak voordat je naar bed gaat nog met je telefoon bezig bent? Je kunt meerdere antwoorden kiezen.
A
Nee, daar heb ik geen last van.
B
Ja, want ik ga later slapen doordat ik nog op mijn telefoon zit.
C
Ja, want ik ben bang dat ik iets mis als ik slaap.
D
Ja, want ik merk dat mijn hoofd dan extra druk is.

Slide 21 - Quizvraag

8. Vind jij het goed dat je in de les je mobiel niet mag gebruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Nu: tekst lezen Nieuwsbegrip

Slide 23 - Tekstslide

Nieuwsbegrip: geen sociale media voor kinderen? 

Slide 24 - Tekstslide

Bespreek in tweetallen de volgende vragen:

Wat zijn sociale media?

Wat zijn nadelen van sociale media?

Wat zijn voordelen van sociale media?

Slide 25 - Tekstslide

Filmpje jeugdjournaal 

Slide 26 - Tekstslide

Vraag: 

Wat vind jij, hoe oud moeten kinderen zijn om sociale media te gebruiken? 

Slide 27 - Tekstslide

Tekst lezen

Slide 28 - Tekstslide

Nieuwsbegrip: geen sociale media voor kinderen? 
Voordat we gaan lezen:

Bekijk de buitenkant van de tekst: de titel, de tussenkopjes en het plaatje. Bedenk ook wat je al weet over sociale media. 


Slide 29 - Tekstslide

Nieuwsbegrip: geen sociale media voor kinderen? 
Nu: de tekst lezen in tweetallen

  • Lees steeds een stukje van de tekst .
  • Zie jij iets belangrijks in de tekst? Zet daar een streep onder.
  • Welke woorden in het stuk je ken je niet? Of welke woorden vind je lastig? Noteer die op je blaadje.


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide