Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen 2
Klas 2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen 2
Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
Herhaling samengestelde zinnen
Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar hebben we het voor de vakantie over gehad?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PV?
Ik ben naar school gelopen.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ow?
Ik ben naar school gelopen.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik ben naar school gelopen.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus
zijn:
timer
0:20
A
samengestelde zinnen
B
voegwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samengestelde zin?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zinnen met meerdere pv's noemen we:
timer
0:20
A
moeilijke zinnen
B
lange zinnen
C
samengestelde zinnen
D
zinnen met werkwoorden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'.
- Kevin heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'want':
- De leerlingen zijn te laat op school.
- De brug stond open.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kevin heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Ik ben lid van een boekenclub en ik lees elke dag.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'dus':
- Ik trek een dikke jas aan.
- Ik krijg het niet koud.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Samengestelde zinnen --> zijn zinnen met meer dan 1 persoonsvorm
Wat voor zin is dit?

Marlies koopt sieraden. Julia koopt nieuwe schoenen.
timer
0:20
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de persoonsvormen?

De leerling wil zijn telefoon niet weg doen, want hij vindt TikTok interessanter.
timer
0:20
A
zijn - vindt
B
wil - doen
C
doen - interessanter
D
wil - vindt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de persoonsvormen?

De voetbalster vond dat de scheids niet goed gekeken had.
timer
0:20
A
vond - gekeken
B
gekeken - had
C
vond - had

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de onderwerpen?

Alex reist nu richting Rotterdam, want hij wil zijn zus in Brussel bezoeken.
timer
0:20
A
Alex - Rotterdam
B
Alex - hij
C
Alex - zijn zus
D
Rotterdam - Brussel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de persoonsvormen?

Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
zal - halen
B
zal - leren
C
halen - gaat
D
zal - gaat

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de onderwerpen?

Elian zal haar diploma wel halen, als ze de komende maanden gaat leren.
timer
0:20
A
haar diploma - ze
B
Elian - ze
C
Elian - de komende maanden
D
haar diploma - de komende maanden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je leert over de verbanden voorbeeld en oorzaak-gevolg.
- Je weet welke signaalwoorden bij een voorbeeld en oorzaak-gevolg horen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opsomming
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Je kunt het ook herkennen aan:
streepjes (–)
dots (•)
getallen (1, 2, 3)
een dubbele punt (:)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies