3MMWE hst 1: Herhaling inleiding

hst 1: Herhaling inleiding
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sociale wetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

hst 1: Herhaling inleiding

Slide 1 - Tekstslide

Het onderdeel van de psychologie waarin de invloed van ons gedrag op het gedrag van anderen wordt bestudeerd
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke soort psychologie hoort de uitspraak?
Adolescenten zijn op zoek naar een eigen identiteit.
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 3 - Quizvraag

Oorlogsveteranen met een posttraumatisch stresssyndroom plegen vaker zelfmoord dan veteranen zonder dit syndroom. Dit is een voorbeeld van
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 4 - Quizvraag

Een onderzoek waarbij we zien dat 84 procent van de drie- tot vijfjarigen dikwijls een driftbui heeft, past binnen het onderzoeksgebied
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 5 - Quizvraag

Onderzoek toont aan dat je dingen die je overdag bewust leert, pas tijdens je slaap echt volledig opneemt. Dit is een voorbeeld van
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 6 - Quizvraag

Onderzoek dat aantoont dat vrouwen met een laag zelfbeeld meer kans hebben om koopverslaafd te worden, past binnen de
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 7 - Quizvraag

Onderzoek dat aantoont dat mannen zich meer aangetrokken voelen door vrouwen die iets roods aan hebben, past binnen de
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke soort psychologie hoort de uitspraak?
Hoe meer gelijkenissen er te ontdekken zijn tussen mensen, hoe groter de kans dat ze zich aangetrokken voelen tot elkaar.
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 9 - Quizvraag

Binnen welk onderzoeksgebied past volgende stelling?
Oudere kleuters tekenen met een vastere hand dan jonge kleuters.
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke soort psychologie hoort de uitspraak?
Kunnen mensen beter onthouden wanneer ze iets regelmatig herhalen?
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 11 - Quizvraag

Binnen welk onderzoeksgebied past een onderzoek waarin je wil nagaan of hooligans een criminele persoonlijkheid hebben?
A
sociale psychologie
B
functieleer
C
arbeids- en organisatie psychologie
D
persoonlijkheids-psychologie

Slide 12 - Quizvraag

De laatste tijd hebben psychologen ontdekt dat gelukkige koppels meer nadruk leggen op de positieve aspecten van het leven dan koppels die hun relatie ongeïnspireerd laten voortslepen of die uit elkaar gaan. Dit is een voorbeeld van
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 13 - Quizvraag

Binnen welk onderzoeksgebied past volgende stelling?
In winkels met een lekker geurtje (zoals sinaasappel) wordt tot 20 procent meer verkocht.
A
arbeids- en organisatie psychologie
B
functieleer
C
klinische psychologie
D
persoonlijkheids-psychologie

Slide 14 - Quizvraag

Binnen welk onderzoeksgebied past volgende stelling?
Mannen zien beter fijne details en snelle bewegingen. Vrouwen zien beter kleuren.
A
sociale psychologie
B
ontwikkelings-psychologie?
C
klinische psychologie
D
functieleer

Slide 15 - Quizvraag

Onderzoek toont aan dat werknemers het gelukkigst en het productiefst zijn als ze zelf controle hebben over de aanblik en stijl van hun werkplek. Dit is een voorbeeld van
A
arbeids- en organisatie psychologie
B
functieleer
C
klinische psychologie
D
persoonlijkheids-psychologie

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke onderzoeksmethode gebruik je vragen in meerkeuzevorm?
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 17 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode gebruik je wanneer je iemand in een kunstmatig opgezette situatie bestudeert om op basis hiervan conclusies te trekken over zijn gedrag?
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 18 - Quizvraag

De onderzoeksmethode waarbij je via een vraaggesprek met één persoon informatie verzamelt
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 19 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode gebruik je als je de invloed van lawaai op onze concentratie wil nagaan?
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 20 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode gebruik je wanneer je wil weten hoeveel procent van de bevolking met de trein naar het werk gaat?
Duid het juiste antwoord aan.
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 21 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode gebruik je wanneer je zoveel mogelijk informatie over iemand verzamelt op basis van gerichte vragen die je deze persoon stelt?
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 22 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode gebruik je wanneer je iemand in zijn natuurlijke omgeving bestudeert om op basis hiervan conclusies te trekken over zijn gedrag?
A
enquête
B
interview
C
experiment
D
observatie

Slide 23 - Quizvraag

Welke onderzoeksmethode past bij volgende stelling?
Amerikaanse psychologen namen 83 studies door en konden hieruit afleiden dat optimistische mensen gemiddeld een paar jaar langer leven.
A
psychologische test
B
literatuuronderzoek
C
experiment
D
observatie

Slide 24 - Quizvraag

Is gebaseerd op onderzoek
A
mensenkennis
B
wetenschappelijke kennis

Slide 25 - Quizvraag

Is subjectief
A
mensenkennis
B
wetenschappelijke kennis

Slide 26 - Quizvraag

Is kritisch
A
mensenkennis
B
wetenschappelijke kennis

Slide 27 - Quizvraag

In een enquête worden bij voorkeur gesloten vragen gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Mentaal gedrag is niet zichtbaar, maar wel meetbaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Sociologen bestuderen waarden zoals solidariteit en vrijgevigheid.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Wie op korte tijd zoveel mogelijk mensen wil bevragen, gebruikt best een enquête.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

In een interview werk je met gesloten vragen, in een enquête met open vragen.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Gedrag kan verdeeld worden in innerlijk en uiterlijk waarneembaar gedrag?
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Het innerlijk gedrag kan onderverdeeld worden in fysiologisch en mentaal gedrag.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

De soort psychologie die de levensloop van de mens bestudeert is klinische psychologie
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

De soort psychologie die psychologische stoornissen bestudeert is klinische psychologie
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag