H6§3 Geld voor de gemeente

Economie 
3K
H6§3
Geld voor de gemeente
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie 
3K
H6§3
Geld voor de gemeente

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel: 
Je weet straks hoe de gemeente aan haar geld komt.
H6§3
Geld voor de gemeente

Slide 2 - Tekstslide

Gemeente vraagt geld
  • Een gemeente krijgt geld van het Rijk
  • Maar hun spaarpot wordt ook gevuld met belasting betaald door inwoners
  • Belangrijkste OZB, onroerende zaak belasting

Slide 3 - Tekstslide

Onroerende zaken
  • De gemeente vraagt belasting op het bezit van grond, woning of bedrijfspand
  • Waar zal de hoogte van de belasting vanaf hangen?

Slide 4 - Tekstslide

Waar hangt deze belasting vanaf?

Slide 5 - Open vraag

Waar staat WOZ voor?

Slide 6 - Open vraag

Overige inkomsten
  • Rioolheffing
  • Aanleg en onderhoud
  • Afvalstoffenheffing
  • Ophalen huisvuil
  • Maar ook parkeergeld, hondenbelasting, toeristenbelasting

Slide 7 - Tekstslide

Welke belasting ''vangt'' de gemeente nog meer?
A
Loonbelasting
B
BTW
C
Afvalstoffenheffing

Slide 8 - Quizvraag

Tarieven verschillen
  • Ene gemeente vraagt veel
  • Andere weinig

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Ga uit van een woning met een WOZ-waarde van € 210.000.
Hoeveel is de onroerendezaakbelasting voor deze woning in een gemeente met het laagste tarief?
Tarieven onroerendezaakbelasting (per € 10.000 WOZ-waarde per jaar)
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Hoeveel geld krijgt de gemeente Kamperveld jaarlijks uit het gemeentefonds?

Hoeveel geld ontvangt de gemeente Kamperveld in totaal per jaar?


Inkomsten van de gemeente Kamperveld (in miljoenen euro's).

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent een hoge OZB voor de inwoners?

Slide 12 - Open vraag

Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
A
Hoger
B
Lager

Slide 13 - Quizvraag

Wat weten we nog van §2

  • Motorrijtuigenbelasting
  • Waar hangt dat vanaf?
  • Gebruik of hebben?

Slide 14 - Tekstslide