Over taal blok 1 2KT

Over taal - Blok 1
2KT
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Over taal - Blok 1
2KT

Slide 1 - Tekstslide

Britt
1. Ik heb een zusje.
2. Ik heb een cavia.
3. Ik heb dyslexie.

Slide 2 - Tekstslide

Welke is niet waar?
A
Ik heb een zusje.
B
Ik heb een cavia.
C
Ik heb dyslexie.

Slide 3 - Quizvraag

Theorie (stappenplan moeilijke woorden)

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de stappen naar de goede plek!
1.
2.
3.
4.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes in de tekst.
Vraag de betekenis of zoek het op in het woordenboek.
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.

Slide 5 - Sleepvraag

Wat valt je op aan deze woorden?
pingpong - tafeltennis
exact - precies
Tip: denk na over de betekenis.

Slide 6 - Open vraag

Theorie (synoniemen)
Synoniemen = woorden die hetzelfde betekenen.

  • Bijvoorbeeld: smerig en vies of snel en vlug
  • Als je synoniemen kent, hoef je niet steeds hetzelfde woord voor het hetzelfde te gebruiken. Dat maakt je teksten leuker en vaak ook beter.
  • Maar let op: deze soort woorden betekenen niet altijd precies hetzelfde. Bijvoorbeeld: giechelen is bijvoorbeeld lachen, maar zacht lachen. Schateren is heel hard lachen.

Slide 7 - Tekstslide

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
begrijpen
blessure
eenvoudig
gemakkelijk
snappen
verwonding

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
nogal
opdracht
twijfelen
aarzelen
tamelijk
taak

Slide 9 - Sleepvraag

Raad het goede synoniem van het woord
nuttigen
e
m
e
k
o
t
i
n
z
b

Slide 10 - Sleepvraag

Raad het goede synoniem van het woord
vaat
f                      a
w
e
s
l
n
u
m
a
o

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De entree is aan de voorkant en aan de achterkant is ook een ingang.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
We hebben amper geluisterd, maar je kon Sjors ook nauwelijks verstaan.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De vorige keer moest Karim afrekenen, wie gaat er vandaag betalen?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Theorie (publiek)
Beleefd of onbeleefd?
In een chat met je vrienden schrijf je andere woorden dan in een e-mail aan je docent. Woorden die je goed kunt gebruiken als je tegen vrienden praat, zijn misschien onbeleefd als je tegen je docent praat. De taal die je met vrienden spreekt, is jongerentaal of straattaal. Daar zitten woorden in die je beter niet kunt gebruiken bij volwassenen. Je moet dus weten welke woorden bij de situatie passen en bij de persoon met wie je praat of aan wie je schrijft. Je moet denken aan je publiek.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Deel 1: Opdracht 1.11
Deel 2: Opdracht 1.12
Huiswerk voor maandag
Tip: Heb je het huiswerk voor donderdag nog niet af? Begin hiermee. 

Slide 19 - Tekstslide