Lesweek 3 & 4 Infusie

Hoofdstuk 3: infuustherapie 
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: infuustherapie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar breng je een infuus in?
A
Arterie
B
Arteriole
C
Vene
D
Capilair

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet ideaal, dus liever niet

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom krijgt iemand een infuus?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutmoleculen

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is een zoutoplossing van 0,9 % hypertoon, hypotoon, isotoon, of kun je dat niet weten?
A
hypertoon
B
hypotoon
C
isotoon
D
kun je niet weten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met een cel in een hypotone oplossing?
A
de cel barst
B
de cel blijft gelijk
C
de cel krimpt
D
de cel gaat dansen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gaat de cel barsten?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


 De rode bloedcel die zich in een HYPOTONE omgeving bevindt zie je...
A
Links
B
Rechts
C
Midden
D
-

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centraal veneuze katheter (CVK); indicaties
  • bij toediening medicijnen die snel flebitis veroorzaken
  • als er meerdere dagen een voedingsinfuus nodig is
  • om de centraal veneuze druk te meten (in vena cava)
  • als er geen goede vaten zijn voor perifeer infuus

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CVK infuus; voordelen
  • canule ligt niet tegen de vaatwand; minder snel irritatie
  • de ader zal niet snel verstopt raken
  • grote hoeveelheden infuusvloeistof in korte tijd
  • kan centraal druk gemeten worden
  • handen en armen vrij

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CVK infuus; complicaties
  • groter risico bij sepsis (uiteinde canule dichtbij het hart)
  • groter risico bij luchtembolie
  • door verschuiving canule, aanprikken logtop aanwezig ( pneumothorax)
  • door verschuiving canule, prikkeling van hart (ritmestoornissen)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten infuusvloeistoffen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dus....
Isotoon: b.v. nacl 0,9% en glucose 5%
Hypotoon: b.v. 0,65% nacl, bij dehydratie, oplosvloeistof 
Hypertoon: b.v. glucose 10%-15%, voedingsinfuus (tpv)

Bij gebruik van een hypertone -of een hypotone infuus > extra letten op aderontsteking en algemeen onwel voelen vd zorgvrager

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Aspireren is het opzuigen van een klein beetje bloed in het infuussysteem.​
Doel​
Controleren ligging en doorgankelijkheid.​
Controleren van de ligging van de infuuskatheter door te kijken of de infuuskatheter in een bloedvat ligt.​
Controleren van de doorgankelijkheid van de infuuskatheter.​
Wanneer​
Aspireren doe je vóór toediening van infuusvloeistof, medicijnen, voeding of bloedproducten.​
Koppel een spuit aan het infuussysteem en zuig langzaam een klein beetje bloed op tot je bloed ziet verschijnen in het infuussysteem.​

Flushen is het doorspoelen van de infuuskatheter (en eventueel de infuuslijn)​
Doel:​
Controleren en behouden van de doorgankelijkheid.​
Flushen doe je om de doorgankelijkheid van de infuuskatheter te controleren.​
Flushen doe je om de infuuskatheter en infuuslijn schoon te maken.​
Wanneer:​
Na het aspireren​
Vóór en na toedienen van medicijnen, voeding of bloedproducten.​
Tussen verschillende toedieningen door, om te voorkomen dat niet-verenigbare vloeistoffen/medicijnen met elkaar in aanraking komen.​

Locken is het inspuiten van een kleine hoeveelheid vloeistof in een infuuskatheter. Daarmee sluit je de infuuskatheter af voor de tijd dat deze niet in gebruik is. Voorafgaand aan het locken wordt de infuuskatheter (en -lijn) meestal eerst geflushed.​

Doel​
Locken doe je om de doorgankelijkheid van de infuuskatheter te behouden.​

Wanneer​
Locken doe je na toedienen van infuusvloeistof, medicijnen, voeding of bloedproducten.​
Vervang de lockvloeistof regelmatig wanneer het infuus niet in gebruik is. De frequentie voor het vervangen van de lockvloeistof verschilt per soort infuus. Perifeer infuus elke 24 uur​

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met infusie
Vloeistof: 1ml = 20 dr
Bloed: 1ml = 18 dr


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Inge krijgt 2 L zt/glc in 24 uur, bereken het aantal ml per uur en druppels per minuut.

Berekening volgens methode in boek 'Onder de knie '



Slide 41 - Tekstslide

20 druppels = 1 ml
2000 mL x 20 dr. = 40.000 druppels
40.000 dr : 1440 min. = 27.7 dr/per minuut

1 uur = 60 min.
24 uur X 60 min. = 1440 min. 
uitkomst som
2000 ml : 24 = 83,33 ml/ uur
aantal ml x aantal dr/ml;  2000 x 20 = 40.000 dr
aantal uren x 60 minuten;  24 x 60 = 1.440
40.000 : 1.440 = 27,8 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gerrard krijgt in 3 uur tijd 500 ml zt/glc, hoeveel ml is dit per uur en druppels per minuut?
A
167 ml per uur en 56 dr
B
167 ml per uur en 55 dr
C
166,6 ml per uur en 56 dr
D
167 ml per uur en 55,5 dr

Slide 43 - Quizvraag

500 ml :3 uur = 166,66 ml per uur
166,66 x 20 - 3333,3 dr.:60 min.= 55,55 dr.
Uitleg
500ml:3 = 166,6 = 167 ml afgerond per uur
500mlx20 = 10.000 dr. : 180 min = 55,5 = 55 - 56 dr afgerond.

of 10.000 dr.:3 =3333,33333 dr per uur:60min = 55,5
 = 55 - 56 dr afgerond.

Slide 44 - Tekstslide

of 166,6 ml per uur x 20 druppels =
3332 druppels  : 60 min = 55.5 druppels per min. 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infuus verwijderen
  • Bij complicatie (flebitis, subcutaan lopen, infectie insteekopening, sepsis)
  • I.v. medicatie mag stoppen
  • Zorgvrager is gehydreerd


Pleisters losmaken, buisje eruit halen, afdrukken met gaasje.


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

volgende les
  • korte herhaling deze les dmv testje
  • infuus met medicatie

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies