Scheikunde H1

Scheikunde H1
1. Wat weet je nog allemaal?
2. Rekenen aan mengsels
3. Kan je rekenen aan mengsels?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Scheikunde H1
1. Wat weet je nog allemaal?
2. Rekenen aan mengsels
3. Kan je rekenen aan mengsels?

Slide 1 - Tekstslide

Suiker
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 2 - Quizvraag

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 3 - Quizvraag

Vast (s) naar vloeibaar (l)
A
Sublimeren
B
Verdampen
C
Smelten
D
Condenseren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN oplossing?
A
Parfum
B
Bier
C
Chocolademelk
D
Thee

Slide 5 - Quizvraag

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 6 - Quizvraag

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 7 - Quizvraag

Gas (g) naar vloeibaar (l)
A
Sublimeren
B
Verdampen
C
Smelten
D
Condenseren

Slide 8 - Quizvraag

Melk
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 9 - Quizvraag

Is lucht een zuivere stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de onderstaande begrippen is een stofeigenschap
A
Massa
B
Temperatuur
C
Oplosbaarheid
D
Vorm

Slide 11 - Quizvraag

Welke afkorting gebruik je voor een stof in de vloeibare fase
A
s
B
l
C
v
D
g

Slide 12 - Quizvraag

wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract

Slide 13 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?
Zet van kleinste deeltje naar grootste deeltje:

A: molecuul —> atoom —> stof
B: stof —> molecuul —> atoom
C: atoom —> molecuul —> stof
D: geen van deze antwoorden is juist
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord. C
D
Antwoord D

Slide 14 - Quizvraag

Stelling: Kraanwater is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor mengsel is sinaasappelsap?
A
Een oplossing
B
Een suspensie
C
Een emulsie

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hier naast goed. In welke fase bevindt de stof zich bij
t = 7min?
A
Vast en Vloeibaar
B
Vloeibaar
C
Vloeibaar en gasvormig
D
Kun je niet zeggen

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hier naast goed. Wat is het stolpunt van deze stof?
A
400 graden
B
250 graden
C
100 graden
D
Kun je niet zeggen

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hiernaast. Is dit een zuivere stof of een mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Kun je niet zeggen

Slide 19 - Quizvraag

Zie afbeelding A hiernaast.

Stelling:

Dit is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de volgende stoffen is een mengsel
A
bronwater
B
keukenzout
C
pindakaas
D
cola

Slide 21 - Quizvraag

De grondstof van keramiek is ....
A
Zand
B
Klei
C
Steen
D
Aardolie

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de formule voor dichtheid?
A
ρ=Vm
B
ρ=mV
C
ρ=m.v

Slide 23 - Quizvraag

Een chocoladeletter weegt 180 gram. Daar zit 91300 milligram suiker in. Wat is het massapercentage suiker?
A
197,2%
B
50,7%
C
0,507%
D
507%

Slide 24 - Quizvraag

In 200 gram water wordt 50 gram suiker opgelost.
Hoe hoog is het massapercentage suiker?
A
4,0 %
B
5,0 %
C
20 %
D
25 %

Slide 25 - Quizvraag

in een oliebol van 75 gram zit 2,0 gram verzadigd vet. Wat is het massapercentage verzadigd vet?
A
37,5%
B
2,7 %
C
1,5%
D
35 %

Slide 26 - Quizvraag

In 0,5L cola zit 50ml fructosestroop.
Wat is het massapercentage fructosestroop?
A
1000%
B
100%
C
10%
D
5%

Slide 27 - Quizvraag

In een Twix reep (25g) zit 5 gram suiker. Wat is de massapercentage van suiker in Twix?
A
20%
B
25%

Slide 28 - Quizvraag