6T_Telefoneren

Telefoneren
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Telefoneren

Slide 1 - Tekstslide

Telefoneren

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is het noodzakelijk om te bellen?

Slide 3 - Woordweb

Doe de quiz!
(zie apart blad)
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort beller ben jij?
No way!-type
Soms-type
Duh-type

Slide 5 - Poll

Zijn de stellingen juist of fout?

Slide 6 - Tekstslide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 7 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 8 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 9 - Poll

Beluister het fragment en beantwoord de vragen in je cursus.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Hoe komt het dat jongeren minder bellen?

Zij zijn opgegroeid met een telefoon die meer kan dan bellen, nl berichten sturen of spraakberichten opnemen.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is het volgens Hervé Van De Weyer efficiënter om te bellen?
Als je berichten stuurt, ben je vaak 8 à 9 berichten verder vooraleer je dezelfde afspraken hebt gemaakt van een telefoontje van enkele minuten.

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer heb je telefoongesprekken echt nodig?
In een professionele context.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom zijn jongeren bang om te bellen?
Ze zijn bang om niet voorbereid te zijn op de vragen die gesteld zullen worden.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit wat Hervé Van De Weyer bedoelt met “het zorgt voor een overload aan communicatie en zo zien we door het bos de bomen niet meer”.


Door verschillende communicatievormen te combineren (Whatsapp, mail, berichten … ), krijg je heel veel berichten binnen en is er minder structuur. 

Slide 16 - Tekstslide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 17 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 18 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 19 - Poll

Zakelijk telefoneren

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Opdracht
Bekijk elk een ander fragment op Google Classroom. 
Vul oef 1 in op p. 3-4.
Bespreek wat jullie gezien hebben.
Formuleer een conclusie op p. 4
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Elementen informeel telefoongesprek

Slide 24 - Woordweb

Elementen formeel telefoongesprek

Slide 25 - Woordweb

Formuleer een conclusie over formeel en informeel telefoneren.

Slide 26 - Open vraag

Oef. 2 p. 6.
Verbind de tips met de juiste uitleg.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

1. Bereid u voor op het gesprek.
  • Duidelijk doel
  • Papieren geheugensteuntje: structuur

Slide 29 - Tekstslide

2. Stel u meteen voor.
  • Goedemorgen/middag/avond, U spreekt met naam, voornaam.
  • Spreek traag en duidelijk.
  • Zorg dat de gesprekspartner zich ook duidelijk maakt. (Bv. Spreek ik met...?)

Slide 30 - Tekstslide

3. Vraag of de situatie gunstig is.
  • Peil naar de gunstigheid en geef aan hoelang het gesprek zal duren.
  • Bv. Stoor ik?

Slide 31 - Tekstslide

4. Pas de tandartstechniek toe.
  • Er is geen visuele ondersteuning.
  • Zeg precies wat er gebeurt als het gesprek onderbroken wordt.
  • Communicatiestoornis = ergernis 

Slide 32 - Tekstslide

5. Blijf vriendelijk en correct in probleemsituaties

  • Toon altijd begrip.
  • Geef aan als er probleemsituaties zijn. Bv. Slechte verbinding.

Slide 33 - Tekstslide

Je zit in de trein en de verbinding is slecht.

Slide 34 - Open vraag

Je moet zoeken naar je identiteitskaart om je rijksregister door te geven.

Slide 35 - Open vraag

Je hoort achtergrondgeluiden bij je gesprekspartner en wilt nagaan of het past dat je belt.

Slide 36 - Open vraag

Je kleine zus wilt de telefoon afpakken en krijst de hele boel bij elkaar.

Slide 37 - Open vraag

De verbinding werd plots verbroken en je belt opnieuw naar de persoon.

Slide 38 - Open vraag

Maak oefening 4. a OF b.
Lees nadien de gesprekken voor met je schouderpartner.
timer
4:00

Slide 39 - Tekstslide

Hoe gaat jouw voicemail?
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Optie 6

Slide 40 - Poll

Wat hoort er in een goede voicemail te staan?

Slide 41 - Open vraag

Een voicemail
  • Je spreekt deze zelf in.
  • Je vermeldt jouw voor- en achternaam. 
  • Je vertelt hoe de persoon jou het snelst kan bereiken.

Slide 42 - Tekstslide

Ga naar Google Classroom en neem een goede voicemail op.

Bekijk de evaluatiecriteria.

Slide 43 - Tekstslide

Taaltaak 
Zie cursus

Slide 44 - Tekstslide