Les 3 - Telefoneren

Les 3 - Telefoneren
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Les 3 - Telefoneren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1. Bellen versus appen

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer is het noodzakelijk om te bellen?

Slide 4 - Woordweb

Doe de quiz!
timer
3:00
p. 17 

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor soort beller ben jij?
No way!-type
Soms-type
Duh-type

Slide 6 - Poll

Zijn de stellingen juist of fout?

Slide 7 - Tekstslide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 8 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 9 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 10 - Poll

Beluister het fragment en beantwoord de vragen in je cursus.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Hoe komt het dat jongeren minder bellen?

Zij zijn opgegroeid met een telefoon die meer kan dan bellen, nl berichten sturen of spraakberichten opnemen.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom is het volgens Hervé Van De Weyer efficiënter om te bellen?
Als je berichten stuurt, ben je vaak 8 à 9 berichten verder vooraleer je dezelfde afspraken hebt gemaakt van een telefoontje van enkele minuten.

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer heb je telefoongesprekken echt nodig?
In een professionele context.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom zijn jongeren bang om te bellen?
Ze zijn bang om niet voorbereid te zijn op de vragen die gesteld zullen worden.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit wat Hervé Van De Weyer bedoelt met “het zorgt voor een overload aan communicatie en zo zien we door het bos de bomen niet meer”.


Door verschillende communicatievormen te combineren (Whatsapp, mail, berichten … ), krijg je heel veel berichten binnen en is er minder structuur. 

Slide 17 - Tekstslide

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.
Juist
Fout

Slide 18 - Poll

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.
Juist
Fout

Slide 19 - Poll

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.
Juist
Fout

Slide 20 - Poll

2. Zakelijk telefoneren

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

timer
10:00
p. 19

Slide 24 - Tekstslide

Elementen informeel telefoongesprek

Slide 25 - Woordweb

Elementen formeel telefoongesprek

Slide 26 - Woordweb

Formuleer een conclusie over formeel en informeel telefoneren.

Slide 27 - Open vraag

2. Lees het tipkader en plaats bij elke tip de juiste uitleg. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

1. Bereid u voor op het gesprek.
  • Zoek uit wie je gesprekspartner moet zijn (bv. functie of exacte naam van persoon)
  • Duidelijk doel
  • Papieren geheugensteuntje: structuur

Slide 30 - Tekstslide

2. Stel u meteen voor.
  • Goedemorgen/middag/avond, U spreekt met naam, voornaam.
  • Vul eventueel aan met organisatie waarvoor je werkt.
  • Spreek traag en duidelijk.
  • Zorg dat de gesprekspartner zich ook duidelijk maakt. (Bv. Spreek ik met...?)

Slide 31 - Tekstslide

3. Vraag of de situatie gunstig is.
  • Peil naar de gunstigheid en geef aan hoelang het gesprek zal duren.
  • Bv. Stoor ik?

Slide 32 - Tekstslide

4. Pas de tandartstechniek toe.
  • Er is geen visuele ondersteuning.
  • Zeg precies wat er gebeurt als het gesprek onderbroken wordt.
  • Communicatiestoornis = ergernis 

Slide 33 - Tekstslide

5. Neem het initiatief om het gesprek af te sluiten

  • De persoon die opbelt, bepaalt in principe wanneer het gesprek afgelopen is.
  • Rond af door kern van het gesprek te herhalen.
  • Sluit af met een duidelijke afsluiting. Bv. Bedankt en tot de volgende keer.

Slide 34 - Tekstslide

3. Wat zou je tijdens een telefoongesprek kunnen zeggen in de volgende situaties.
p. 21

Slide 35 - Tekstslide

Je zit in de trein en de verbinding is slecht.

Slide 36 - Open vraag

Je moet zoeken naar je identiteitskaart om je rijksregister door te geven.

Slide 37 - Open vraag

Je hoort achtergrondgeluiden bij je gesprekspartner en wilt nagaan of het past dat je belt.

Slide 38 - Open vraag

Je kleine zus wilt de telefoon afpakken en krijst de hele boel bij elkaar.

Slide 39 - Open vraag

De verbinding werd plots verbroken en je belt opnieuw naar de persoon.

Slide 40 - Open vraag

Maak oefening 4. a OF b.
Spreek af met je schouderpartner wie a en wie b voorbereid.
Denk na wat je zou kunnen zeggen, maar noteer niets.
Lees nadien met je schouderpartner luidop.
timer
4:00

Slide 41 - Tekstslide

Hoe gaat jouw voicemail?
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Optie 6

Slide 42 - Poll

Wat hoort er in een goede voicemail te staan?

Slide 43 - Open vraag

Een voicemail
  • Je spreekt deze zelf in.
  • Je vermeldt jouw voor- en achternaam. 
  • Je vertelt hoe de persoon jou het snelst kan bereiken.

Slide 44 - Tekstslide

BW Voicemail

Bekijk de evaluatiecriteria.

Slide 45 - Tekstslide

Taaltaak 
Zie cursus

Slide 46 - Tekstslide