22.1.1 - Formatieve toetsing wwVWO3
1 / 32
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
être avoir aller
je (j')
tu
il/elle
nous
vous
ils/elles
suis
avons
vas
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai
vais
allez
allons
va
vont
Slide 2 - Sleepvraag
faire
(doen)
il/elle/on
ils
tu
je/j'
font
fais
fait
fais
Slide 3 - Sleepvraag
ir
aur
fer
ser
verr
avoir
aller
faire
être
voir
Slide 4 - Sleepvraag
Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est
Slide 5 - Quizvraag
(être) nous;
A
avons
B
sommes
C
êtons
D
être
Slide 6 - Quizvraag
être - imparfait
vous ......
vous ......
timer
0:15
Slide 7 - Open vraag
Tu ... (être, imparfait)
timer
0:10
Slide 8 - Open vraag
(faire) présent , ils;
A
font
B
faisent
C
vont
D
faisaient
Slide 9 - Quizvraag
faire - imparfait
ils .......
ils .......
timer
0:10
Slide 10 - Open vraag
ir
aur
fer
ser
verr
avoir
aller
faire
être
voir
Slide 11 - Sleepvraag
Futur
ils ... (pouvoir)
ils ... (pouvoir)
Slide 12 - Open vraag
pouvoir - imparfait
nous ......
nous ......
Slide 13 - Open vraag
Pouvoir in de passé composé: Elle ..........
Slide 14 - Open vraag
willen=
A
vouloir
B
avoir
C
pouvoir
D
devoir
Slide 15 - Quizvraag
ik zou willen=
A
je voudrai
B
je voulais
C
je voudrais
D
j'ai voulu
Slide 16 - Quizvraag
futur connaître,nous
timer
0:10
Slide 17 - Open vraag
Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaître" in de passé composé?
A
Elles ont connu
B
Elles connaissaient
C
Elles sont connu
D
Elles connaitre
Slide 18 - Quizvraag
dire=
timer
0:10
Slide 19 - Open vraag
u zegt=
A
vous disez
B
vous dites
C
vous disiez
D
vous direz
Slide 20 - Quizvraag
Ik heb gezegd=
timer
0:10
Slide 21 - Open vraag
ik zal zeggen=
timer
0:10
Slide 22 - Open vraag
Welke betekenissen heeft het werkwoord "mettre"?
timer
0:10
Slide 23 - Open vraag
Vul in: Elle ____ une jupe (présent)
A
met
B
mets
C
mettre
D
mettent
Slide 24 - Quizvraag
wat betekent prendre?
Slide 25 - Open vraag
Je
Il va
Elle
prends
prendre
prend
Slide 26 - Sleepvraag
prendre - Imparfait
nous ......
nous ......
Slide 27 - Open vraag
ils (prendre, futur)
Slide 28 - Open vraag
Ik heb genomen (prendre).
Slide 29 - Open vraag
Wat betekent ''aller''?
Slide 30 - Open vraag
aller - imparfait
j'..........
j'..........
Slide 31 - Open vraag
Monique et Sophie zijn gegaan=
A
sont allé
B
sont allés
C
ont allé
D
sont allées
