Diagnostische toets werkwoorden

Diagnostische toets WERKWOORDEN
H3c

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Diagnostische toets WERKWOORDEN
H3c

Slide 1 - Tekstslide

                   être           avoir        aller

je (j')
tu
il/elle

nous
vous
ils/elles
suis
avons
vas
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai
vais
allez
allons
va
vont

Slide 2 - Sleepvraag

donner
(doen)
nous
ils
tu
je/j'
donnent
donne
donnons
donnes

Slide 3 - Sleepvraag

ir
aur
fer
ser
verr
avoir
aller
faire
être
voir

Slide 4 - Sleepvraag

Elles (être)
A
suis
B
être
C
sont
D
est

Slide 5 - Quizvraag

être
nous
A
avons
B
sommes
C
êtons
D
être

Slide 6 - Quizvraag

être - imparfait
vous ......

Slide 7 - Open vraag

être - imparfait
tu ...

Slide 8 - Open vraag

être - imparfait
nous ...

Slide 9 - Open vraag

faire - imparfait
ils ...

Slide 10 - Open vraag

faire - imparfait
elle .......

Slide 11 - Open vraag

ir
aur
fer
ser
verr
avoir
aller
faire
être
voir

Slide 12 - Sleepvraag

pouvoir - présent
je ..........

Slide 13 - Open vraag

pouvoir - futur
ils ...

Slide 14 - Open vraag

pouvoir - imparfait
nous ......

Slide 15 - Open vraag

pouvoir - passé composé
elle ..........

Slide 16 - Open vraag

willen
A
vouloir
B
avoir
C
pouvoir
D
devoir

Slide 17 - Quizvraag

je (pouvoir)
A
peuz
B
peut
C
peus
D
peux

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de stam van pouvoir in de futur?

Slide 19 - Open vraag

ils (pouvoir) in de Imparfait
A
pouvent
B
pouvais
C
pouviez
D
pouvaient

Slide 20 - Quizvraag

De futurstam van pouvoir is
A
pour
B
pourr
C
peur
D
peurr

Slide 21 - Quizvraag

wat is het voltooid deelwoord van 'pouvoir'?

Slide 22 - Open vraag

connaitre - présent
tu......

Slide 23 - Open vraag

connaitre - futur simple
vous......

Slide 24 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaitre" in de passe compose?
A
Elles ont connu
B
Elles connaissaient
C
Elles sont connu
D
Elles connaitre

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "connaitre" in de present?
A
Ils connaissaient
B
Ils connaissent
C
Ils connaitre
D
Ils ont connu

Slide 26 - Quizvraag

mettre - imparfait
il........

Slide 27 - Open vraag

mettre - imparfait
ils .........

Slide 28 - Open vraag

mettre - futur
tu.....

Slide 29 - Open vraag

Vertaal: Ik legde
(mettre)

Slide 30 - Open vraag

vertaal: Hij zal leggen (mettre)

Slide 31 - Open vraag

mettre - passé composé
tu.......

Slide 32 - Open vraag

Vul in: Elle ____ une jupe (présent, mettre)
A
met
B
mets
C
mettre
D
mettent

Slide 33 - Quizvraag

Je
Il va
Elle
prends
prendre
prend

Slide 34 - Sleepvraag

prendre - imparfait
nous ......

Slide 35 - Open vraag

prendre - imparfait
on .....

Slide 36 - Open vraag

prendre - futur
ils......

Slide 37 - Open vraag

Ik heb genomen (prendre).

Slide 38 - Open vraag

Wat betekent ''aller''?

Slide 39 - Open vraag

aller - imparfait
j'..........

Slide 40 - Open vraag

perdre - futur simple
tu......

Slide 41 - Open vraag

avoir - futur simple
j'.......

Slide 42 - Open vraag

connaitre - futur simple
vous.......

Slide 43 - Open vraag

avoir - futur simple
ils........

Slide 44 - Open vraag