Herhaling tijdvak 2 (Romeinen)

Tijdvak 2 (Romeinen)
Hoofdstuk 5
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 2 (Romeinen)
Hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Van wanneer tot wanneer liep tijdvak 2?

Slide 2 - Open vraag

Hoe heet tijdvak 2? De tijd van ...

Slide 3 - Open vraag

Het begin van Rome
Rome is ontstaan aan de rivier de Tiber. Hoe is niet volledig duidelijk, maar we hebben wel een mythe over het ontstaan (Romulus en Remus, 753 v.Chr). Tussen 500 en 275 v.Chr veroverden de Romeinen veel grondgebied in Italië. Toen zij bij Griekenland aankwamen wilden zij ook dit land veroveren. De Grieken kregen hulp van Pyrrhus in 280 v.Chr (koning van Epirus). Pyrrhus behaalde overwinningen op de Romeinen, maar de verliezen waren zo groot dat hij niets aan de overwinning had. Dit noemen we een Pyrrhusoverwinning. Na een paar jaar vlucht Pyrrhus en komt Griekenland onder Romeins gezag. In 146 v.Chr hoort heel Griekenland bij Rome.

Slide 4 - Tekstslide

Rome vs. Carthago
Rome kwam al snel in conflict met Carthago, een stad in Noord-Afrika. Carthago was de baas over de hele zee. De eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr) werd door Rome gewonnen. Ze kregen Sicilië in handen. In de tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr) trok Hannibal naar Rome. Hij bleef 14 jaar in Italië en versloeg de Romeinen vaak. Na 14 jaar werd Hannibal teruggeroepen en kort daarna versloegen de Romeinen Carthago in Afrika. Carthago verloor al haar gebieden buiten Afrika en mocht geen oorlog meer voeren zonder toestemming van Rome. Het rijk van de Romeinen noemden ze 'Imperium Romanum'. Een imperium is een rijk van onderworpen staten.

Slide 5 - Tekstslide

Romeins bestuur
In Rome waren rijke families de baas: de patriciërs. Alle andere vrije Romeinen heten plebejers. Je kwam via je geboorte in een groep terrecht. Trouwen met een andere groep was verboden. Sommige plebejers werden net zo rijk als patriciërs, waardoor zij ook bestuurlijke functies wilden hebben. Dit gebeurde pas in 300 v.Chr. Arme plebejers waren ook ontevreden. Zij hadden vaak weinig inkomsten. De derde groep in Rome waren slaven. Zij waren de laagste groep in de bevolking. 
De regeringsvorm van de Romeinen noemden zij 'res publica'. Hier komt het woord republiek vandaan: een regering zonder koning of keizer. De belangrijkste bestuurders waren twee consuls en twee volkstribunen. Consuls voerden het leger aan. Zij waren één jaar consul en hadden vetorecht (ik verbied). De volkstibunen beschermden de plebejers. Ook zij hadden een vetorecht tegen wetten. Voor consul en de tribunen werden jaarlijks verkiezingen gehouden

Slide 6 - Tekstslide

Volksvergadering en senaat
Er was ook een volksvergadering. Hierin zaten inwoners in verschillende afdelingen. Zij stemden over voorstellen, maar konden deze niet veranderen. 
Ook was er een senaat. Hierin zaten 100 senatoren. De senaat gaf raad aan ambtenaren en de volksvergadering. De senaat kreeg steeds meer macht in Rome. Dit kwam omdat er zeer ervaren mensen inzaten met hoge posities, en omdat senatoren hun hele leven senator waren. 
Vrouwen en slaven hadden helemaal geen invloed op het bestuur. 

Slide 7 - Tekstslide

Gevolgen Romeinse veroveringen
- Veroverde gebieden buiten Italië heten provincies. In de provincies kwam een Romeins bestuur. Griekse culturen werden door de verovering overgenomen: de Grieks-Romeinse cultuur. De godsdienst en kunst smolt samen. 
- Dienstplichtige boeren waren vaak lang van huis, waardoor families achterbleven met het zware werk. Omdat ze geen geld hadden moesten zij hun land verkopen. Om werk te zoeken trokken de gezinnen naar Rome. Hier ontstond een arme bevolkingslaag: de proletariërs. Zij hadden tijdelijk werk en verkochten hun stem vaak bij verkiezingen voor geld. 
- Vele proletariërs konden geen wapenuitrusting kopen, waardoor het leger kleiner werd. Er werd daarom een beroepsleger ingevoerd.
- Veldtochten bracht veel plunderbuiten op. Vele mensen werden hierdoor heel rijk.
- Door veroveringen kwamen er steeds meer slaven die het werk van proletariërs gingen doen.

Slide 8 - Tekstslide

Julius Caesar
In 130 v.Chr braken burgeroorlogen uit in het Romeinse Rijk. Bevolkingsgroepen en bevelhebbers vochten om de macht. Eén bevelhebber maakte hiervan gebruik: Julius Caesar. Hij was heel populair door zijn vele veroveringen en zijn soldaten waren hem heel trouw. Andere soldaten waren ook trouw aan hun eigen bevelhebber, waardoor het leger uit elkaar viel. In 49 v.Chr trok Caesar naar Rome om zich verkiesbaar te stellen als consul. Caesar mocht Rome niet in met zijn soldaten. Hij trok de stad toch in en een burgeroorlog van vier jaar brak uit. Caesar versloeg iedereen. Toen hij het Romeinse Rijk in handen had leefde hij nog maar zeven maanden. Hij kon het rijk goed besturen maar veel hervormingen maakten de senaat boos. Caesar gaf oud soldaten land om als boer te werken, gaf bewoners van provincies Romeins burgerrecht en veranderde de kalender in hoe wij hem nu nog kennen. In 44 v.Chr vermoord de senaat Caesar door hem neer te steken. 

Slide 9 - Tekstslide

Augustus
Na de dood van Caesar onstond weer een burgeroorlog waarin bevelhebbers de macht wilden pakken. De oorlog ging vooral tussen Antonius (onderbevelhebber Caesar) en Octavianus (adoptiezoon Caesar). Octavianus won deze strijd en veranderde zijn naam in ere tot Caesar naar Augustus Caesar. Caesar werd toen gebruikt als titel: keizer. Augustus ging voorzictig te werk omdat hij geen alleenheerser wilde lijken zoals Caesar. Hij liet de oude staatsinrichting bestaan, vroeg de senaat om hulp en nam de titel princeps (eerste burger) aan en geen keizer. In het hele rijk kwamen standbeelden van Augustus en hij werd binnen en buiten Italië als god vereerd. Augustus gaf soldaten na 16 jaar dienst een stuk land of geld en zorgde ervoor dat bevelhebbers trouw waren aan hem, door trouwe families hiervoor te kiezen. Het leger en de vloot werd uitgebreid en was toen de sterkste op de wereld. 

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk: waarom wilde Augustus niet aangezien worden als alleenheerser/keizer?

Slide 11 - Open vraag

Pax Romana
Tussen 30 v.Chr en 192 n.Chr was er vrede in het Romeinse Rijk: de Pax Romana (Romeinse vrede). Dit kwam vooral door de hervormingen van Augustus. Zijn opvolgers regeerden op dezelfde manier. Ook waren er geen sterke vijanden die Rome konden aanvallen. 
De meeste mensen leefden van de landbouw. Deze grond was van grootgrondbezitters en boeren en slaven werkten hierop. De grootgrondbezitters woonden in de stad en zaten in het bestuur. De meeste kleine boeren waren oudsoldaten en proletariërs die grond hadden gekregen.

Slide 12 - Tekstslide

Bloei in de handel
De handel bloeide op. Er kon overal met dezelfde munt betaald worden en het was veilig op zee. Er werd gehandeld binnen het rijk, maar ook met Azië, India en Afrika. De handel was vooral in kleine nijverheidsproducten: mensen die wol, katoen, etc. bewerken tot een product. Mensen die in de nijverheid werkten trokken naar de stad. Steden groeiden en er ontstonden nieuwe steden. Deze steden werden naar voorbeeld van Rome gebouwd. In alle steden was een forum: een handelplein waar belangrijke gebouwen omheen stonden. 

Slide 13 - Tekstslide

Romanisering
Er waren grote verschillen in het Romeinse rijk. Steeds mee mensen kregen burgerrecht en vanaf dat moment viel je onder de Romeinse rechtspraak. Voordat het burgerrecht werd gegeven moest een provincie 'geromaniseerd' worden. Met romaniseren bedoelen we het overnemen van de Romeinse cultuur. De Romeinse cultuur werd niet opgedrongen om spanningen tegen te gaan. In veroverde gebieden werd het bestaande bestuur vaak grotendeels overeind gelaten. De Romeinse legers hielpen bij het Romaniseren. De legerkapen brachten de Romeinse gewoontes en ideeën mee naar de provincies. 

Slide 14 - Tekstslide

Noem een onderdeel van de Romeinse cultuur

Slide 15 - Open vraag

Godsdient, opvoeding en kunst
Goden werden vereerd en inwoners deden mee aan godsdienstige plechtigheden. Als inwoners dit deden mochten zij ook hun eigen goden houden. Kinderen, vooral jongens, kregen thuisles en later werden scholen opgericht. Op het platteland was geen onderwijs. Kinderen leerden om te gehoorzamen en lief en dapper te zijn. De Romeinen namen veel over, van vooral de Grieken. In de bouwkunst vonden zij uit hoe een koepel gebouwd kon worden en ze bouwden vele aquaducten en bruggen met bogen. Romeinse beelden waren waarheidsgetrouw, niet perfect zoals de Grieken hadden. Veel provincies namen het Latijn over, waaruit Frans, Spaans, etc. zijn ontstaan. Latijn werd de taal van geleerden en van de Christelijke kerk. 

Slide 16 - Tekstslide

Het Romeinse recht
Het Romeinse recht zorgde ervoor dat inwoners zich Romeins voelden. De rechtspraak van nu heeft veel overgenomen van de Romeinen: alle rechten en plichten zijn vastegelegd in wetten en wetten zijn voor iedereen gelijk.
- Een verdachte is onschuldig tot zijn schuld is bewezen
- Een verdachte moet zichzelf kunnen verdedigen
- Bij twijfel wordt je vrijgesproken
- Rechters moeten onafhankelijk zijn
- Niemand wordt gestraft voor wat hij denkt
- Niemand kan twee keer voor hetzelfde worden beschuldigd
- Is een daad niet vastgelegd in de wet, mag dit niet worden bestraft 

Slide 17 - Tekstslide

Ondergang van het Romeinse rijk
Volken vielen het Romeinse rijk aan. Op sommige plekken werden deze teruggeslagen of omgekocht. Het leger en de vloot werd steeds zwakker, omdat er niet genoeg burgers waren om te dienen. De belastingen werden hierdoor heel hoog. Het reizen werd minder veilig waardoor de handel slechter werd en er minder werd verdiend. Het vertrouwen in Rome viel weg en men voelde zich steeds minder Romeins. In het westen ging het het slechtste. Keizer Constantijn verplaatste daarom de hoofdstad naar het Oosten: Constantinopel. Omdat het westen teveel geld kost wordt het Romeinse rijk in 395 verdeeld.: het Oost-Romeinse rijk (Byzantium) en het West-Romeinse rijk. Byzantium zou nog 1000 jaar bestaan, tot 1453 toen de Turken Constantinopel veroverden. Het West-Romeinse rijk viel in 476 al uiteen toen de keizer door een Germaanse generaal van de troon werd gestoten. 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noemen wij de periode die na de val van het West-Romeinse rijk ontstaat?

Slide 19 - Open vraag

Ontstaan Christendom
De Joden woonden in Palestina en vereerde maan één God. Zij geloofden dat zij het uitverkorene volk waren. De opvattingen van het jodendom staan in het Oude Testament. Daarin zijn de Tien Geboden heel belangrijk. Joden geloven dat God hen een staat zou geven, en door vele onderdrukkingen geloofden zij dat een verlosser dit zou waarmaken. Jezus van Nazareth werd door sommigen Joden als die verlosser gezien. Zij gingen hem aanhangen en werden christen

Slide 20 - Tekstslide

Jezus van Nazereth
Jezus werd in Bethlehem in Palestina geboren. Op 30-jarige leeftijd ging hij prediken over een 'Koninkrijk van God'. Ook gaf hij mensen hoop na de dood en moest je mensenlievend, geweldloos en eerlijk zijn. Toen sommige Joden hem als verlosser gingen zien werd hij door Joodse leiders aangeklaagd. Zij waren bang om macht te verliezen. Zijn terechtstelling werd een beginpunt. Volgelingen zeiden dat hij goddelijk was, de zoon van God. Aanhangers van Jezus worden christenen genoemd. Jezus zou hen verlost hebben van de erfzonde van Adam en Eva. De weg naar God werd weer vrijgemaakt door hem.  Ideeën van Jezus werden door de belangrijkste volgelingen, apostelen, verspreid onder de mensen. Het christendom zijn alle godsdienstige opvattingen van christenen, opgeschreven in de Bijbel. Aan het Oude Testament is het Nieuwe Testament toegevoegd. Hierin staan vier verhalen van het leven van Jezus, De Evangeliën. 

Slide 21 - Tekstslide

Ken jij een verhaal uit de Bijbel? Schrijf deze kort uit.

Slide 22 - Open vraag

Verbreiding Christendom
Ideeën konden zich door de Pax Romana snel verspreiden. Armen en onderdrukten voelden zich tot het christendom aangetrokken. De Romeinse overheid was verdraagzaam naar andere godsdiensten maar zij vreesden dat christenen de Romeinse regering niet zouden gehoorzamen. Het christendom werd verboden. Vervolgingen begonnen. Toch verspreidden de ideeën zich nog langzaam en keizers merkten dat vervolgen niet werkte. In 313 bepaalde keizer Constantijn dat christenen ook goede burgers konden zijn en hij werd zelf ook christen. Eind 4e eeuw werd het christendom de enige toegestane godsdienst. Nu gingen de christenen andere godsdiensten vervolgen, waarbij ze werden geholpen door de overheid. Ook ketters, christenen met andere gedachtes, werden vervolgd. Ook kwamen keizers in conflict met leiders van de kerk. Beiden bemoeiden zich met politieke en kerkelijke zaken. 

Slide 23 - Tekstslide

KA5: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
De Grieken hadden een hoog niveau van kunst. Na de verovering van Griekenland door de Romeinen werd deze vormentaal toegevoegd aan de Romeinse. Dit wordt samen de Grieks-Romeinse cultuur genoemd.

Slide 24 - Tekstslide

KA6: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
Met veel oorlogen breidden de Romeinen hun rijk uit tot een wereldrijk. Het rijk was strak georganiseerd, met vanaf de 1e eeuw v.Chr een machtige keizer. Er ontstonden welvarende landbouwstedelijke samenlevingen. Er was veel handel binnen en buiten het rijk. In de veroverde gebieden werd de Grieks-Romeinse cultuur verspreid (romanisering). Deze cultuur had veel invloed op de lokale bevolking en werd overgenomen.


Slide 25 - Tekstslide

KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
Boven de Rijn komt het Romeinse leger de strijdvaardige Germanen tegen. Om de Rijngrens te bewaken kochten ze bevriende Germaanse stammen om. Vanaf de 3e eeuw viel het West Romeinse rijk uit elkaar. Germanen kwamen het rijk binnen en stichtten daar eigen staten. Hier werd de Germaanse cultuur mee naartoe genomen. In 476 word de laatste West-Romeinse keizer door de Germanen afgezet en wordt een groot deel van het gevallen rijk overgenomen door de Germanen.


Slide 26 - Tekstslide

KA8: De ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste monotheïstische godsdiensten
Het jodendom is de oudste monotheïstische godsdienst en is ontstaan in Palestina. Nadat de Romeinen dit gebied hadden veroverd ontstond er vanuit het jodendom het Christendom. Het christendom verspreidde zich over het Romeinse rijk. Christenen weigerden de Romeinse keizer als god te vereren en werden daarom vervolgd. In de 4e eeuw werd het christendom weer toegestaan en later werd het zelfs de staatsgodsdienst. Andere godsdiensten waren toen verboden.


Slide 27 - Tekstslide