H1.2 Leven in een industriestad

Opdrachten 1 t/m 5
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Opdrachten 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?
  • Leerdoel
  • Controleren antwoorden (gemaakte huiswerk)
  • Bekijken/bespreken de teksten bij het nieuwe huiswerk
  • opschrijven huiswerk in je agenda.

Slide 2 - Tekstslide

leerdoel (blz. 27)
De werkomstandigheden, in de stad, waren veel slechter dan
op het platteland. De werkdagen waren erg lang, vaak met nachtdiensten, en waren de lonen laag. Ook de leefomstandigheden van de arbeiders waren slecht. De huizen van arbeiders lagen dicht bij de fabrieken. De huizen waren klein en van slechte kwaliteit. Er was geen stromend water en geen riolering.
 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Opdracht-1
a.
Vul de juiste cijfers in.
Deze kelderwoning had 1 kamer. Daarin woonden 8 mensen.

b.  Wat zie je waar op de foto? Zet de letters op de juiste plaats.
A Hier werd gekookt.
B Dit is de verwarming.
C Hier hangt de was.
D Hier wordt gegeten.
E Hier wordt geslapen.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht-1b

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht-1
c.
Maak de zinnen kloppend en vul aan.
In de kelderwoning woonden arbeiders / boeren. Het was gezond / ongezond om daar te wonen, want er was weinig frisse lucht / bijna geen zonlicht / het was er vochtig.
  • In de kelderwoning woonden arbeiders. Het was ongezond om daar te wonen, want er was weinig frisse lucht / bijna geen zonlicht / het was er vochtig.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2
a.
Maak de zinnen kloppend.
In de 19e eeuw waren boeren / fabrieksarbeiders een nieuwe groep in de samenleving. Zij woonden in steden / op het platteland en waren veel armer / rijker dan de fabriekseigenaren. De komst van een nieuwe groep in de samenleving is een verandering op cultureel / economisch / politiek / sociaal gebied.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
b.
Wat zijn voorbeelden van slechte werkomstandigheden en wat van slechte leefomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
c.
Om welke reden protesteerde een arbeider niet tegen de gevaarlijke werkomstandigheden?
  • Een arbeider die protesteerde, werd ontslagen. De arbeider had zijn loon hard nodig.

d.
Om welke reden was verhuizen naar een andere woning voor arbeiders niet mogelijk?
  • Arbeiders kregen maar weinig loon. Verhuizen naar een betere woning of betere buurt was vaak te duur.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3
Hoe verdienden fabriekseigenaren zoveel mogelijk geld? Maak de zinnen kloppend.
– Fabriekseigenaren betaalden geen / zo min mogelijk loon, want dan konden ze meer
producten / winst maken.
– Fabriekseigenaren betaalden wel / geen loon als iemand ziek was, want een zieke
verdiende wel / geen geld voor de baas.
– Fabriekseigenaren maakten machines wel / niet veilig, want dat bracht geld op /
kostte geld.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 3
Hoe verdienden fabriekseigenaren zoveel mogelijk geld? Maak de zinnen kloppend.
– Fabriekseigenaren betaalden geen / zo min mogelijk loon, want dan konden ze meer
producten / winst maken.
– Fabriekseigenaren betaalden wel / geen loon als iemand ziek was, want een zieke
verdiende wel / geen geld voor de baas.
– Fabriekseigenaren maakten machines wel / niet veilig, want dat bracht geld op / kostte geld.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4
Kinderen werkten al eeuwenlang in de landbouw. Ze hielpen hun ouders op de boerderij.
a.
Bedenk een verschil tussen de werkomstandigheden van kinderen op het platteland
en in fabrieken.
– Op het platteland werkten kinderen 
  • buiten in de frisse lucht en  was het werk niet heel gevaarlijk.
– In de fabriek werkten kinderen 
  • in een vieze, lawaaiige en gevaarlijke omgeving / in het tempo van de machine.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Om welke reden moesten kinderen ook werken in de fabriek?
  • De lonen waren zo laag dat een gezin te weinig inkomen had om van te kunnen leven, als alleen de ouders werkten.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 5
a.
Wat valt de schrijver op aan een groep jongens?
  • De jongens zien er niet uit als gezonde jongeren van 20 jaar, maar lijken wel kinderen.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Bedenk een oorzaak voor de ‘toestand’ van deze jongens.
  • Arbeiderskinderen moesten veel werken, aten slecht en weinig en woonden in vochtige huizen, wat slecht was voor hun groei en lichamelijke ontwikkeling. Ze waren daardoor klein voor hun leeftijd.

Slide 17 - Tekstslide

Pak je planagenda en noteer
1.2 Leven in een industriestad
Lzn| blz. 32 Het liberalisme
Mkn| opdracht 7, 8b, 9, 10 + 11 (online)

Slide 18 - Tekstslide

Deze les .... 

  • Nakijken opdracht 7, 8b, 9, 10 + 11 (online)
  • Filmpje over 'liberalisme en Thorbecke'
  • Huiswerk opdrachten
  • Filmpje  'Arbeiders gaan samenwerken'

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 6
Zet de volgende beroepen op de juiste plek in het schema: bankiers • fabrieksarbeiders • fabriekseigenaren • geschoold kantoorpersoneel • mijnwerkers • winkeliers.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7
Mensen uit de gegoede burgerij en de middenklasse werden veel ouder dan arbeiders.
a.
Waarom was de levensverwachting van mensen uit de gegoede burgerij en de middenklasse veel hoger dan die van arbeiders? Bedenk twee redenen.
  • Ze woonden in een schonere omgeving. 
  • Ze konden beter voedsel en schoon drinkwater kopen.
  • Ze deden minder zwaar werk. 
  • Hun kinderen stierven minder vaak op jonge leeftijd.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 7
b.
Vergelijk de levens van kinderen en vrouwen uit de gegoede burgerij en kinderen en
vrouwen uit de arbeidersklasse. Vul het schema in.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 8
a.
De leertekst ‘Het liberalisme’ bestaat uit drie alinea’s. Zet een ‘1’ bij het begin
van de eerste alinea, een ‘2’ bij het begin van de tweede alinea en een ‘3’ bij het
begin van de derde alinea.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 8
b.
Wat staat in welke alinea uitgelegd? Maak de juiste combinaties.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Opdracht 9
Liberalen willen dat er in een samenleving zoveel mogelijk vrijheid is voor burgers en
bedrijven.
a.
De volgende zinnen gaan over de 19e eeuw. Geef per zin aan of deze een voorbeeld
van vrijheid is of een voorbeeld waarbij de vrijheid beperkt wordt.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Liberalen wilden een economie met zo weinig mogelijk regels. Die vrijheid zou ervoor zorgen dat een land rijk werd. Maak de zinnen daarover kloppend.
Een ondernemer met een goed idee mag wel / niet een fabriek oprichten. Als fabrieken een slecht product maken, zullen ze failliet gaan / winst maken. Het is goed als alle / alleen sterke bedrijven overblijven. Daardoor zal het land steeds armer / rijker worden.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Liberalen wilden een economie met zo weinig mogelijk regels. Die vrijheid zou ervoor zorgen dat een land rijk werd. Maak de zinnen daarover kloppend.
Een ondernemer met een goed idee mag wel een fabriek oprichten. Als fabrieken een slecht product maken, zullen ze failliet gaan. Het is goed als alleen sterke bedrijven overblijven. Daardoor zal het land steeds rijker worden.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 10a
In de 19e eeuw waren de meeste bestuurders in Nederland liberalen.
a Welke zin past niet bij de liberalen?
A Zij dachten dat de regering moest zorgen voor orde in een land.
B Zij vonden dat alleen mensen met geld verstandige besluiten konden nemen.
C Zij vonden dat iedereen dezelfde grondrechten moest hebben.
D Zij wilden kiesrecht voor arbeiders en de gegoede burgerij.
  • D Zij wilden kiesrecht voor arbeiders en de gegoede burgerij.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 10b
b.
Maak de zinnen kloppend.
Arbeiders / Rijke mensen mochten bepalen wie er in het bestuur van het land zou komen. Arbeiders hadden dus veel / weinig kansen om hun situatie via het bestuur te verbeteren.
  • Rijke mensen mochten bepalen wie er in het bestuur van het land zou komen. Arbeiders hadden dus weinig kansen om hun situatie via het bestuur te verbeteren.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 11a

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 11b

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 11c

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
H1.3. Arbeiders gaan samenwerken 
Lezen blz. 35 t/m 39 (Samen sterk + Het socialisme)
Maken opdrachten 1 t/m 6


Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video