In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 1
Oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Doelen
Alles herhalen en oefenen voor het proefwerk!
Slide 2 - Tekstslide
Dan nu
Pak je:
- Mobiel
- Schrift, pen
- Rekenmachine
- Geodriehoek
Slide 3 - Tekstslide
Wat is wetenschappelijke notatie?
Slide 4 - Open vraag
Schrijf de volgende getallen in wetenschappelijke notatie.
0,0583 67400 51
Slide 5 - Open vraag
Significantie; 4 havo rent 4 afstanden: 8,9m 0,99m en 7,04m Wat is de totaal afgelegde afstand? Let op significante cijfers!
Slide 6 - Open vraag
Significantie; 24 leerlingen uit 4havo drinken 3,0 flesjes water per dag. Hoeveel waterflesjes zijn er in totaal gedronken? Let op significantie!
Slide 7 - Open vraag
Wat gebeurt er met de wandelaar tussen t=50s en t=100s?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de totaal afgelegde afstand van de wandelaar in deze grafiek?
A
50 m
B
80 m
C
100 m
D
150 m
Slide 9 - Quizvraag
Bereken de gemiddelde snelheid tussen t=0,0 s en t=20,0 s
A
1 m/s
B
1,5 m/s
C
2 m/s
D
Ik heb meer informatie nodig om dit te berekenen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de snelheid op punt t = 20,5 s?
Slide 11 - Open vraag
Welke methode gebruik je om de snelheid te berekenen op een bepaald punt?
Slide 12 - Open vraag
Bereken de totaal afgelegde afstand.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de juiste formule voor versnelling?
A
a=ΔtΔv
B
a=Δv⋅Δt
C
a=ΔvΔt
D
a=Δv+Δt
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de versnelling in deze diagram?
Slide 15 - Open vraag
Wat is de snelheid na 4,0 seconde?
Slide 16 - Open vraag
Wat is de afstand afgelegd tot de auto uit deze grafiek stil staat?
Slide 17 - Open vraag
Een fietser legt een afstand af van 30 km met een snelheid van 15 km/h. Daarna rijdt hij nog 30 km met een snelheid van 20 km/h. Bereken de gemiddelde snelheid van deze fietser.
Slide 18 - Open vraag
Een auto rijdt met een snelheid van 55 km/h. Er wil iemand oversteken bij een zebrapad dus de auto moet stoppen in 4,0 s. Bereken de vertraging en de afgelegde afstand.
Slide 19 - Open vraag
Een vliegtuig gaat opstijgen. Hij stijgt op bij een snelheid van 360 km/h. De landingsbaan is 1500 meter lang. Wat is de versnelling?