Les 2 29-11 1b

Le ________________________
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le ________________________

Slide 1 - Tekstslide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Herhaling Grammaire II
3. Prononciation apprendre 7
4. Parler: 17 page 99 + 22 page 100
5a. Apprendre 7 oefenen + quizlet live
5b. Doelen van de les behaald? 

Slide 2 - Tekstslide

1. Les buts du cours
Kennis: 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen.

Parler
-Je kan vragen stellen over school/hobbys (apprendre 7).
-Je kan vragen beantwoorden over school/hobbys. 




Slide 3 - Tekstslide

2a. Mini test
Vertaal de volgende werkwoorden in het NL
-Adorer: 
-Aimer: 
-Préférer: 
-Détester: 
-Schrijf 2 zinnen met aimer en détester

Slide 4 - Tekstslide

2b. Grammaire II: uitleg
Aimer: Houden van
Adorer: Dol op zijn
Préférer: Liever hebben
Détester: Een hekel hebben aan

Als je een van deze 4 werkwoorden gebruikt, dan moet je altijd le, la, l' of les gebruiken. Bijvoorbeeld: J'aime la pizza

Slide 5 - Tekstslide

3. Prononciation

Prends ton livre à la page 108, lis à voix haute  apprendre 7 avec la prof. 
Neem 1 minuten om met je buurman/buurvrouw te praten.

Slide 6 - Tekstslide

4. Parler
  • 17 page 99
-Lis la grammaire lexicale 17a.
-17b: Bedenk 6 vragen met behulp van 17a. Ga daarna iemand interviewen
  •  22 page 100
-22a: Vul de 2 lijsten in over jouw hobby's/school
-22b: Voer een kort gesprek met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

5. Quizlet: apprendre 7 p. 108
Prends ton téléphone et va sur Quizlet live.
Utilise ton vrai prénom!


Bonne chance! :)

Slide 8 - Tekstslide

Les buts du cours
Kennis: 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen.

Parler
-Je kan vragen stellen over school/hobbys (apprendre 7).
-Je kan vragen beantwoorden over school/hobbys. 




Slide 9 - Tekstslide

5a. Heb je de doelen van de les behaald?
Oui!
Presque! (bijna)
Non!

Slide 10 - Poll

2b. Grammaire I
-De ER- werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op ER.
Bijvoorbeeld: regarder, écouter, aimer, manger...

-Alle regelmatige ER-werkwoorden bestaan uit een stam (infinitief min -ER) + uitgang. 
Bijvoorbeeld: Danser - er = dans+ uitgang...



Slide 11 - Tekstslide

2c. Grammaire I: Danser
Haal eerst -ER van het werkwoord. Danser: dans (dit is de stam) 
              Je danse                        Ik dans
              Tu danses                     Jij danst
               Il/ elle/ on danse        Hij/ zij/ men danst of wij dansen
               Nous dansons            Wij dansen
               Vous dansez               Jullie dansen/ u danst
               Ils/ elles dansent       Zij dansen (m/v)

Slide 12 - Tekstslide