Les 1 26-11

Le ________________________
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Le ________________________

Slide 1 - Tekstslide

Dagen van de week uitgeschreven
Lundi
maandag
'lundie'
Mardi
dinsdag
'mardie'
Mercredi
woensdag
'merkredie'
Jeudi
donderdag
'sjeudie'
Vendredi
vrijdag
'vandredie'
Samedi
zaterdag
'sameedie'
Dimanche
zondag
'diemansje'

Slide 2 - Tekstslide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Herhaling Grammaire I + Quiz
3. Explications Grammaire II
4. Le travail du jour
5. Doelen van de les behaald? 

Slide 3 - Tekstslide

1. Les buts du cours
Kennis: 
-Je kan de -ER werkwoorden in de t.t vervoegen. 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen, vervoegen.

Luisteren:
-Je kunt korte gesprekken over familie en vrienden begrijpen.





Slide 4 - Tekstslide

2. Grammaire I: de ER- werkwoorden
Haal eerst -ER van het werkwoord. Danser: dans (dit is de stam) 
              Je danse                        Ik dans
              Tu danses                     Jij danst
               Il/ elle/ on danse        Hij/ zij/ men danst of wij dansen
               Nous dansons            Wij dansen
               Vous dansez               Jullie dansen/ u danst
               Ils/ elles dansent       Zij dansen (m/v)

Slide 5 - Tekstslide

(danser)

Pierre ...
A
danses
B
dansons
C
dansez
D
danse

Slide 6 - Quizvraag

(chanter) tu ....
A
chantes
B
chanter
C
chantez
D
chante

Slide 7 - Quizvraag

(regarder) je..........
A
regardes
B
regardez
C
regardent
D
regarde

Slide 8 - Quizvraag

(écouter) nous..........
A
écoutons
B
écoutez
C
écoutent
D
écoute

Slide 9 - Quizvraag

vous ... (sauter)
A
vous sautez
B
vous sautons
C
vous sautes
D
vous saute

Slide 10 - Quizvraag

chanter (ils)
A
chante
B
chantes
C
chantez
D
chantent

Slide 11 - Quizvraag

3. Grammaire II: uitleg
Aimer: Houden van
Adorer: Dol op zijn
Préférer: Liever hebben
Détester: Een hekel hebben aan
Als je een van deze 4 werkwoorden gebruikt, dan moet je altijd le, la, l' of les gebruiken. Bijvoorbeeld: J'aime la pizza
Maak nu zelf 4 zinnen met deze 4 werkwoorden. 

Slide 12 - Tekstslide

4. Le travail du jour
Ensemble
Nous faisons les exercices Écouter: 13(k) et 14(k).

En autonomie
Tu fais les exercice Grammaire II : 16A à 16E.


timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

5. Heb je de doelen behaald?
Kennis: 
-Je kan de -ER werkwoorden in de t.t vervoegen. 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen, vervoegen.

Luisteren:
-Je kunt korte gesprekken over familie en vrienden begrijpen.





Slide 14 - Tekstslide

5a. Heb je de doelen van de les behaald?
Oui!
Presque! (bijna)
Non!

Slide 15 - Poll