VZ VM2A M4 Les 2 Voeding en vertering 2.1 Voedingsmiddelen

VZ  Mens en Voeding

Les 2 Voeding en vertering
2.1 Voedingsmiddelen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

VZ  Mens en Voeding

Les 2 Voeding en vertering
2.1 Voedingsmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Voedingsmiddelen
Leerdoel 1. Je kunt de functies van voedingsstoffen noemen.

Slide 2 - Tekstslide


Slide 3 - Open vraag

Voedingsmiddelen
In voedsel zitten de stoffen die je lichaam nodig heeft. 

Dingen die je eet en drinkt, noem je voedingsmiddelen. Er zijn plantaardige voedingsmiddelen en dierlijke voedingsmiddelen.


Slide 4 - Tekstslide

Plantaardige voedingsmiddelen
Alle voedingsmiddelen die van planten zijn gemaakt zijn plantaardige voedingsmiddelen.

Een appel is een deel van een plant. 
Een brood is geen deel van een plant. Om brood te maken, is meel nodig. Meel is gemalen graan. En graan zijn zaden van een plant. Daarom is brood ook een plantaardig voedingsmiddel.

Slide 5 - Tekstslide

Dierlijke voedingsmiddelen
Dierlijke voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen die van een dier komen.

Een ei komt van een kip. Om kaas te maken, wordt melk van een koe bewerkt. Eieren en kaas zijn dierlijke voedingsmiddelen. Vlees is ook een dierlijk voedingsmiddel, want het komt van een dier. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een voedingsmiddel?
A
Alle voedingsmiddelen dat van planten is gemaakt
B
Alle voedingsmiddelen dat van dieren is gemaakt
C
alles wat je eet
D
alles wat je eet of drinkt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een plantaardig voedingsmiddel?
A
Alle voedingsmiddelen dat van planten is gemaakt
B
Alle voedingsmiddelen dat van dieren is gemaakt
C
alles wat je eet
D
alles wat je eet of drinkt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een dierlijk voedingsmiddel?
A
Alle voedingsmiddelen dat van planten is gemaakt
B
Alle voedingsmiddelen dat van dieren is gemaakt
C
alles wat je eet
D
alles wat je eet of drinkt

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn dierlijke voedingsmiddelen?
A
Noten
B
Melk
C
Brood
D
Kipfilet

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn plantaardige voedingsmiddelen?
A
Noten
B
Melk
C
Brood
D
Kipfilet

Slide 11 - Quizvraag

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om goed te kunnen werken.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig:
• voor energie = brandstof
• voor nieuwe cellen = bouwstof
• om later te gebruiken = reserve stof
• om gezond te blijven = beschermende stof

Slide 12 - Tekstslide

Brandstoffen
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Voor verbranding zijn brandstoffen nodig. Brandstoffen geven je lichaam energie.


Slide 13 - Tekstslide

Bouwstoffen
 Veel cellen leven maar kort en gaan dan dood. Cellen kunnen ook kapotgaan, bijvoorbeeld bij een wond. Je lichaam vervangt cellen die kapot of dood zijn. Ook als je groeit, maakt je lichaam nieuwe cellen. Voor nieuwe cellen zijn bouwstoffen nodig.

Slide 14 - Tekstslide

Reserve stoffen
Soms is een voedingsstof niet meteen nodig. Dan kan je lichaam die stof opslaan. Vaak maakt je lichaam er eerst vet van en slaat dat vet dan op. Zo’n opgeslagen stof noem je een reservestof. Je lichaam kan de stof later gebruiken als het nodig is.

Slide 15 - Tekstslide

Beschermende stoffen
Om gezond te blijven, heb je beschermende stoffen nodig. Bij een tekort aan beschermende stoffen word je snel ziek.

Slide 16 - Tekstslide

Vul het ontbrekende woord in
.... zijn stoffen die je nodig hebt om bijvoorbeeld cellen te maken
A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
reservestoffen
D
beschermende stoffen

Slide 17 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in
.... zijn stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven


A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
reservestoffen
D
beschermende stoffen

Slide 18 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in
.... zijn stoffen die energie leveren


A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
reservestoffen
D
beschermende stoffen

Slide 19 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in
.... zijn stoffen die je lichaam opslaat om later te gebruiken
A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
reservestoffen
D
beschermende stoffen

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoel 1. Je kunt de functies van voedingsstoffen noemen.

Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.

- Plantaardige voedingsmiddelen komen van planten,
bijv. aardappel, sla en brood.
- Dierlijke voedingsmiddelen komen van dieren,
bijv. ei, melk en vlees.

Slide 21 - Tekstslide

In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.
Voedingsstoffen zijn stoffen die je lichaam nodig heeft om goed te kunnen werken.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om goed te werken.
brandstoffen: voor energie
bouwstoffen: voor nieuwe cellen
reservestoffen: om later te gebruiken
beschermende stoffen: om gezond te blijven

Slide 22 - Tekstslide