H6 en H7 Muziek in de hoge en late middeleeuwen

H6 en H7 Muziek 


In de hoge en late middeleeuwen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

H6 en H7 Muziek 


In de hoge en late middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 Middeleeuwse muziek
Muziekdeskundigen verdelen het tijdperk over het algemeen in vroege (500–1150), hoge (1150–1300) en late (1300–1400) middeleeuwse muziek.
Middeleeuwse muziek is te verdelen in heilige muziek die voor de kerk werd gebruikt (kerkmuziek) en de wereldlijke muziek ofwel niet-religieuze muziek. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vroege middeleeuwen
500-1000
Hoge middeleeuwen
1000-1250
Late middeleeuwen
1250-1500
Renaissance
500-1000
Vroege middeleeuwen
1150-1320
ars antiqua
1320-1420
ars nova
Renaissance
Indeling in muziekstijlen in de middeleeuwen 
Historische indeling van de middeleeuwen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenstemmig
Parallel
organum
ars antiqua
Vrij
organum
Meerstemmig
Past bij soberheid van romaanse kunst en gregoriaanse muziek. De boodschap is het belangrijkste
In de gotiek (hoge en late Middeleeuwen) draait alles meer om dramatiek, inleving en gevoel.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • veel gebruikte instrumenten
Instrumentale muziek
Schalmei
Gamba
Blokfluit
Luit
Kromhoorn
Klavecimbel
Veel gebruikte instrumenten
Een ander teken van verhoogde belangstelling voor instrumenten bleek ook uit de uitgave in 1511 van het eerste beschrijvende boek over instrumenten, met belangrijk bijkomend aspect dat deze boeken meteen in de landstaal en niet in het Latijn verschenen; ze waren bedoeld voor muzikanten, niet voor theoretici.
Belangrijke instrumenten zijn:
de luit (voorloper van de gitaar), gamba (een kleine uitvoering van de cello), kromhoorn (een dubbelrietinstrument met speciaal mondstuk als bij de blokfluit), de blokfluit en clavecimbel.

Indeling van de instrumenten
In de middeleeuwen waren instrumenten ingedeeld naar hun geluidsterkte. Er waren twee groepen: 'haut' = hard en 'bas' = zacht. Tijdens de renaissance veranderde dit.
De 16e-eeuwse componisten van instrumentale muziek hadden een duidelijk klankideaal: de klankkleuren moesten van laag tot hoog gelijkmatig samenvloeien. Hiervoor was het noodzakelijk dat instrumenten in families gebouwd werden.
Een uitgebreide beschrijving hiervan is te vinden in het uit 1618 stammende Syntagma Musicum van Michael Praetorius. Uit deze beschrijving leren we dat in de renaissance, instrumenten in groepen of families werden gebouwd. Elke familie was verder onderverdeeld van laag tot hoog.
meer oog voor mogelijkheden van instrumenten
Voor 1500 werden instrumenten voornamelijk gebruikt om vocale partijen te begeleiden, te vervangen of te verdubbelen. In de 16e eeuw kregen componisten meer oor voor de klankmogelijkheden van de instrumenten én werden zij er zich ook bewust van dat instrumenten "dingen" kunnen spelen die met de zangstem niet mogelijk zijn: melodieën met zeer grote toonomvang, zeer lange tonen, zeer snelle herhalingen, grote intervalsprongen. Mede hierdoor won de zelfstandige instrumentale muziek snel aan betekenis.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie muziek
Muziek was een essentieel en groot onderdeel van het kloosterleven. Het zingen van muziek werd namelijk gezien als een manier om God te eren. Zo werd in kloosters elke dag een mis gehouden en op acht momenten per dag werden er psalmen gezongen. Elk van de 150 psalmen kwam minimaal één keer per week voorbij. 
De muziek was niet bedoeld om van te genieten, maar om je mee te kunnen concentreren op de tekst. Het zingen van deze muziek vereiste namelijk een enorme discipline, zodat de hele geest op dat moment gewijd kon zijn aan God.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een dag in een klooster

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gregorius I  
540-604
vroege middeleeuwen
De legende wil dat paus Gregorius de melodieën heeft opgeschreven, nadat ze hem waren gedicteerd door de Heilige Geest in de vorm van een duif.
Gregoriaans
Het oudst overgeleverde muziekrepertoire van de Westerse muziek ontleent haar naam aan Paus Gregorius. Lang heeft men gedacht dat hij de componist van deze muziek is geweest, maar tegenwoordig benadrukt men vooral zijn rol als organisator van de liturgie en muziek voor de eredienst. Hij was de stichter van een Schola Cantorum. De muziek werd aanvankelijk auditief overgeleverd.
Karel de Grote (ca. 800) speelt een belangrijke rol bij de uniformering van de Romeinse Liturgie in de westerse kerk. Hij is degene die de idealen van Gregorius de Grote (in de hele wereldkerk één taal en één vorm van liturgie) zal verwezenlijken.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gregoriaans

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken gregoriaans
  • gezongen gebeden
  • in het Latijn
  • a capella (vox humana)
  • 3 vormen: psalmodie (solo/voorzanger)- responsoriaal (koor dat antwoordt) - antifonaal (wisselzang tussen 2 koren)
  • zangwijze: syllabisch (een toon per lettergreep) / melismatisch (versieren toon bij lettergreep) / neumatisch (afwisseling tussen syllabisch en melismatisch)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neumen
Ca. 800 begint men in de kloosters (de enige centra waar men leerde lezen en schrijven) met pogingen om naast de teksten van de gezangen ook de melodie te noteren met een stelsel van neumen. Dit zijn grafische tekens waarmee het stijgen en dalen van een  gregoriaanse melodie op schrift werd aangegeven.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Guido van Arezzo
991-1033
vroege middeleeuwen

Slide 13 - Tekstslide

Fragment
Ut queant laxis

muziek in de hoge Middeleeuwen
ars antiqua (1150-1320)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenstemmig
Parallel
organum
ars antiqua
Vrij
organum
Meerstemmig
Past bij soberheid van romaanse kunst en gregoriaanse muziek. De boodschap is het belangrijkste
Bij in de gotiek (hoge en late Middeleeuwen) draait alles meer om dramatiek, inleving en gevoel.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Syllabisch/ melismatisch
Syllabische zang komt het meeste voor in het Gregoriaans, waar men met neumen werkte, in tegenstelling tot onze moderne muzieknotatie. Het tegengestelde van syllabische muziek is de zogenaamde melismatische zang, waarbij men meerdere noten per lettergreep zingt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leoninus
Perotinus
ars antiqua
School van de Notre-Dame
  • Complexer organum (meerstemmigheid)
  • Vast ritmisch patroon

Slide 18 - Tekstslide

Fragment:
Perotinus - Viderunt omnes
Leoninus
Perotinus
ars antiqua
School van de Notre-Dame
  • Complexer organum (meerstemmigheid)
  • Vast ritmisch patroon

Slide 19 - Tekstslide

Fragment:
Perotinus - Viderunt omnes
Philippe de Vitry
1291-1361
ars nova (1320-1420)
  • toenemende (vooral ritmische) complexiteit
  • cantus firmus: een traag verlopende onderstem
  • daarboven een of meerdere stemmen (hoge en lage contratenor) die in hoog tempo allerlei ritmische capriolen uithalen  
  • verschillende teksten door elkaar gezongen

Slide 20 - Tekstslide

Fragment:
In arboris/Tuba sacre fidei/Virgo sum - Philippe de Vitry

Guillaume de Machaut
1300-1377
ars nova

Slide 21 - Tekstslide

Fragment:
Douce dame jolie la Morra - Guillaume de Machaut 


Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Troubadours
Trouvères 
Wereldlijke muziek

Slide 23 - Tekstslide

Fragment:
Can vei la lauzeta mover - Bernart de Ventadorn
Troubadours
Trouvères 
Wereldlijke muziek

Slide 24 - Tekstslide

Fragment:
Can vei la lauzeta mover - Bernart de Ventadorn
Wereldlijke muziek

  • Weinig bewaard gebleven
  • Meestal eenstemmig gezongen
  • In de volkstaal 
  • Syllabisch 
  • tekst moet goed verstaanbaar zijn
  • Ritmischer en dynamischer dan kerkmuziek
  • Begeleid door instrumenten: harp, luit, vedel, trommels, tamboerijn.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

straatartiesten
Trekken rond (laag aanzien)
optredens op markten of aan het hof
soms in opdracht van de kerk 
Wereldlijke muziek
jongleurs
beroepsspeellieden (muziek, voordracht, acrobatische acts)
vaganten
rondtrekkende studenten of lage geestelijken die in het latijn zingen over actuele gebeurtenissen (maatschappijkritisch)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kunstlied
Hoofse literatuur
Minnelied
Wereldlijke muziek
troubadours / Minnesangers
Troubadours (trouvères) 
-treden op aan hof
- vaak zelf van adel (hogere status)
- schreven hun liederen zelf
-couplet, refrein vorm
-volkstaal
-begeleid door instrumenten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volkslied
Wereldlijke muziek

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volkslied
Wereldlijke muziek

Slide 30 - Tekstslide

Fragment:
L’homme armé - anonieme componist 
Waar of niet waar?

Liturgische gezangen moesten in de volkstaal worden gezongen.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem op basis van het muziekfragment
vier kenmerken van Gregoriaanse muziek.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is gregoriaanse muziek altijd a capella?
A
omdat er nog geen goede instrumenten waren
B
kloosters bezaten geen instrumenten
C
omdat de menselijke stem het beste instrument is want door god aan ons gegeven
D
instrumenten zouden de aandacht afleiden van de tekst

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de voordelen van de muzieknotatie voor Gregoriaanse gezangen.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
Syllabisch
Melismatisch

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt deze vorm van meerstemmigheid genoemd?
A
parallel
B
tweestemmig
C
organum
D
cantus firmus

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit lied is geschreven door Hildegard von Bingen. Omschrijf twee muzikale kenmerken waarop deze muziek verschilt van het traditionele Gregoriaans.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In fragment 2 hoor je een deel van de Gregoriaanse vespers. In fragment 3 hoor je het lied 'O Felix Anima', gecomponeerd door HIldegard von Bingen. Dit lied lijkt wel een beetje op het Gregoriaans, maar er zijn wel verschillen te horen. Zo is dit lied uitgevoerd door vrouwen en is ook het aantal stemmen is niet gelijk.
Noem nog twee verschillen tussen beide melodieën.
2
3

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Bij welke manier van zingen hoort dit fragment?
A
gregoriaans
B
parallel organum
C
vrij organum
D
eenstemmig

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Bij welke manier van zingen hoort niet bij dit fragment?
A
eenstemmig
B
melismatisch
C
meerstemmig
D
gregoriaans

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies