2425 Werkbijeenkomst 4 observeren

WB 4: Observeren 
kun je leren!

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WB 4: Observeren 
kun je leren!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overzicht periode 2
WB 4 Observeren - behorende bij stageopdracht en observatietoets 

WB 5 - De rol van de leerkracht (toets stof)

WB 6 - Problematische opvoedsituaties (toets stof) 

WB 7 observeren toets (zie rooster!)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verras

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis activeren:
Wanneer heb jij in
periode 1 geobserveerd?

Slide 5 - Woordweb

Hoe pakte je dit aan? 


Doel 
De student...
- kent de definitie van observeren en weet waarom dit een belangrijke leerkrachtvaardigheid is.
- kent het verschil tussen objectief en subjectief 
- kan het verschil benoemen tussen open- en gesloten observatievragen
- is op de hoogte van de stageopdracht en de toetsing.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesverloop 
Objectief vs. subjectief 
Open en gesloten vragen
De stageopdracht 
Het open observatieformulier 
De conclusie 
Toetsmoment observeren 



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van observeren
 
........kijken, zonder .........., .....................van de mening van mensen (iedereen benoemt hetzelfde).


= Basisvaardigheid leerkracht
 

Slide 8 - Tekstslide

Met als doel beschrijven van wat je ziet, onderzoeken van een situatie (gedrag). 

Definitie van observeren
 
Bewust kijken, zonder (voor)oordeel, onafhankelijk van de mening van mensen (iedereen benoemt hetzelfde).


= Basisvaardigheid van de leerkracht
 

Slide 9 - Tekstslide

Met als doel beschrijven van wat je ziet, onderzoeken van een situatie (gedrag). 

Waarom observeren we? 
Om informatie te vergaren over (een) kind(eren) gedurende een bepaalde periode tijdens een bepaalde (deel)activiteit. 

Wanneer observeer je?
- Bij zorgen en/ of vragen over het kind. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De doelen van observeren 
- Beginsituatie juist inschatten, zodat je je onderwijskundig en pedagogisch handelen kunt afstemmen 
- Ouders, collega's en andere deskundigen kunnen informeren omtrent de ontwikkeling van het kind/de kinderen.
- Bij vragen over gedrag of welbevinden van een leerling.
- Bepalen of vervolgstappen nodig zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn verschillende redenen om te gaan observeren. Heb je weleens geobserveerd gekoppeld aan 1 van deze doelen? 

Deel dit in 2-tallen, ik vrsag zo om voorbeelden

Objectief vs. Subjectief

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objectief

Slide 13 - Woordweb

Objectief = een houding die gebaseerd is op feiten. Je laat niet je mening, je gedachten of gevoelens meespelen. 

Objectief observeren = je observeert datgene wat je daadwerkelijk ziet, hoort, ruikt of voelt.
 
Je kijkt  wat voor handelingen de leerling uitvoert. 

Je luistert naar wat iemand zegt maar ook hoe iemand iets zegt. (praat iemand hard. zacht, hakkelend, 

Subjectief = een houding die gebaseerd is op meningen, gedachten, gevoelens,  interpretaties  en/of aannames. 


Slide 14 - Tekstslide

Vertel eens objectief wat je ziet
Vertel nu eens subjectief wat je ziet 
Je ziet op de volgende dia een meisje tijdens het zelfstandig werken.


Schrijf zo nauwkeurig mogelijk op wat je ziet.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Objectieve observatie 

stopt pen in eigen mond 
praat 
schrijft in schrift 
praat tegen medeleerling 
kijkt richting het boek 
Interpretatie 

is aan het dagdromen
hard aan het werk 
is afgeleid
leidt medeleerling af 
let goed op 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Vertel eens objectief wat je ziet
Vertel nu eens subjectief wat je ziet 

Ga staan als het subjectief is:
De grote rechthoekige doos die de piet met de bril draagt heeft een roze kleur met strepen - zitten
de piet met de rode haren staat op  1 been op de ladder - zitten 
Ozosnel eet lekker van het hooi   -staan
De veer van de piet met de groen-gele pet is wit   -z
de piet wijst naar een cadeau, die moet de andere piet even aangeven - s
de piet voor in het midden werkt hard - s
Sint schrijft op in zijn notitieblok voor wie de letter L is - staan
In de blauwe schoen op de grond zie ik een peen en een papier met een touwtje erom heen - zitten






P. zit op een stoel
Objectief
Subjectief

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

R. is afgeleid door haar klasgenoot
Objectief
Subjectief

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

S. wil graag het antwoord geven
Objectief
Subjectief

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

O. pakt zijn pen
Objectief
Subjectief

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

L. heeft geen zin in de les
Objectief
Subjectief

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Verschil 
Waarnemen - Observeren
?

Slide 24 - Tekstslide

Wat denk je? 

Wat is waarnemen ?

Wat is observeren? 
Waarnemen

Gezellig kletsen 
Geklier
Is druk 

  Observeren 

Praten 
Duwt medeleerling
Wiebelt op stoel
Waarnemen doe je elke dag de hele dag, observeren doe je bewust

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De observatievraag

Open observatievraag 


Gesloten observatievraag 

Slide 26 - Tekstslide

bij een open , ongestructureerde observatie: alles beschreven dat wordt gezien, (in elk geval elke 30 sec.). Je krijgt hierdoor veel informatie


Gesloten observatievraag
Kenmerken:
- Je gaat er al vanuit dat het gedrag aanwezig is 
- Je stelt van tevoren op waar je naar gaat kijken. 
- Turven/aanvinken
- Vaak kijk je naar frequentie van gedrag (Hoe vaak, Wanneer...)

Nadelen/voordelen?

Slide 27 - Tekstslide

Gesloten of gerichte of gestructureerde observatie:
alleen vooraf bepaalde categorieen van gedrag worden meegenomen, al het andere wordt genegeerd. Het doelgedrag wordt duidelijk omschreven.

 nadelen:

- tunnelvisie
- horneffect : negatieve eerste indruk
- halo effect : positieve eerste indruk

Open observatievraag
Kenmerken:
- Nieuwsgierig kijken naar aanwezig gedrag
- De vraag is niet specifiek gericht op eerder geobserveerde gedragingen 
- Geen vooraf opgestelde turflijst/afvinklijst 
- Objectief kijken naar alle handelingen van de leerling, brede blik

Nadelen/ Voordelen?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag is open en goed opgesteld?
A
Hoe vaak kijkt R. naar buiten tijdens de instructie?
B
Waardoor is R. afgeleid tijdens de les?
C
Welke handelingen vertoont R. tijdens de rekeninstructie?
D
Wat zorgt ervoor dat R. de les niet goed kan volgen?

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag is open en goed opgesteld?
A
Wat doet P. tijdens zelfstandig werken (taal)?
B
Hoeveel keer valt B. tijdens het buitenspelen op de grond?
C
Kan H. zich tijdens de taalles focussen op haar werk?
D
Welk gedrag vertoont L.?

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stageopdracht 
WAAROM? (doel)
Je kunt het gedrag van een leerling uit je stagegroep objectief waarnemen met behulp van een open
observatie en de observatiegegevens verwerken in een verslag waarbij je start vanuit een observatievraag en
afsluit met een conclusie (als antwoord op je vraag).

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stageopdracht 
WAT? (opdracht)

1. Kijk gedurende de eerste vier stagedagen op verschillende momenten naar de kinderen in de groep.
2. Formuleer, naar aanleiding van deze waarnemingen, een observatievraag gekoppeld aan een
leerling en bespreek deze met je mentor.
3. Maak gebruik van het registratie-observatieformulier (dit is in het hoorcollege observeren
behandeld).
4. Bekijk de leerling en observeer het gedrag behorende bij je observatievraag gedurende minimaal 10
minuten. Zorg ervoor dat je tenminste om de 30 sec. een waarneming opschrijft.
5. Schrijf het verslag uit.
6. Schrijf je conclusie. De conclusie vormt je antwoord op je observatievraag.
7. Bespreek je conclusie met je mentor

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stageopdracht 
WANNEER IS HET GOED? (Mentor bepaalt of de opdracht aan onderstaande criteria voldoet)

• De student neemt gedrag van kinderen waar en benoemt dit gedrag, zonder tot interpretaties te komen.
• De student maakt een concreet en objectief verslag van deze observatie.
• De student analyseert deze observatiegegevens en beantwoordt de open observatievraag (dat is je conclusie).
• De student heeft een voor- en nagesprek met de mentor en n.a.v. het nagesprek schrijf de student een reflectieverslag.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het open observatieformulier

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het open observatieformulier

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De conclusie 
Mag subjectief 
Let op! Geen diagnostiek!

Slide 36 - Tekstslide

Diagnostiek is niet aan ons leerkrachten. 
Ook geen vermoedens uitspreken. 


Dat is iets wat orthopedagogen mogen en psychiaters. 
Toetsmoment

Januari 2025

!!! Neem het verslag mee op papier!!!

Plan dus goed op tijd!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog vragen?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen behaald? 
De student...
- kent de definitie van observeren en weet waarom dit een belangrijke leerkrachtvaardigheid is.
- kent het verschil tussen objectief en subjectief 
- kan het verschil benoemen tussen open- en gesloten observatievragen
- is op de hoogte van de stageopdracht en de toetsing.

Slide 39 - Tekstslide

Formatief evalueren met de bal

noem een mogelijk doel voor een  observatie:
vervolgstappen/beginsituatie/vragen over gedrag/informeren ouders 

benoem hoe je objectief observeert: beschrijven wat je feitelijk ziet en hoort, de feiten zonder mening of aannames

geef een vb van een open observatie:
beschrijvend, brede blik, alle handelingen, geen afvink of turflijst

wat moet je doen als stageopdracht?
open observatie, objectief, met conclusie, observatieverslag bespreken met mentor. 

Wat houdt de toets in? 
observatieverslag met conclusie  
mee nemen op papier op 13 jan.