être & avoir

être & avoir
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

être & avoir

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal:
(Jij hebt) ______ beaucoup de devoirs.
timer
0:20

Slide 2 - Open vraag

Vertaal:
(Jullie hebben) ___________ un nouveau prof.
timer
0:20

Slide 3 - Open vraag

Vertaal:
(Jij bent) _______ très sympa.
timer
0:20

Slide 4 - Open vraag

Vertaal:
(Hij heeft) ___________ une grande maison.
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: ils sont
timer
0:20

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: nous avons
timer
0:20

Slide 7 - Open vraag

Kies de juiste vertaling van :
Mon père <heeft> un restaurant
A
es
B
as
C
est
D
a

Slide 8 - Quizvraag

u bent =
A
vous êtes
B
nous sommes
C
vous avez
D
nous avons

Slide 9 - Quizvraag

Marie et Pierre (avoir)
A
a
B
sont
C
ont
D
sommes

Slide 10 - Quizvraag

Tu (être)
A
as
B
est
C
es
D
sont

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van être:
Les garçons ____ néerlandais.
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

Gebruik het werkwoord être:
Madame Jansen ______ une prof géniale.
A
avez
B
es
C
as
D
est

Slide 13 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord être:
Nous ________ une cantine à l’école. .
A
sommes
B
sommez
C
avez
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord avoir:
Elle ... un petit chien.
A
a
B
est
C
as
D
es

Slide 15 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord être:
Je/J' ... une fille sportive.
A
suis
B
ai
C
es
D
as

Slide 16 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord être:
Vous ... français?
A
avez
B
êtes
C
sont
D
ont

Slide 17 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord avoir:
Mon oncle ... une belle maison.
A
est
B
es
C
a
D
as

Slide 18 - Quizvraag

Gebruik het werkwoord être:
Nous ……………au camping

A
êtes
B
avons
C
être
D
sommes

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal: U heeft
A
Nous avons
B
On a
C
Vous avez
D
Vous êtes

Slide 20 - Quizvraag