Je gebruikt aanhalingstekens:
- bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens):
– 'Wil jij de vaatwasser even uitruimen?', vroeg Iris aan haar zus.
Je gebruikt geen aanhalingstekens bij de indirecte rede en bij gedachten.
- bij titels
- als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.