Sectorwerkstuk - onderzoeksmethoden

Sectorwerkstuk 
Onderzoeksmethoden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Sectorwerkstuk 
Onderzoeksmethoden

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Onderzoeksmethoden
  • Betrouwbaarheid 

Slide 2 - Tekstslide

Informatie verzamelen
Om de hoofdvraag en deelvragen te beantwoorden moet je informatie verzamelen. 

De manier waarop je informatie verzamelt kun je in twee categorieën verdelen: 
  • Literatuuronderzoek
  • Veldonderzoek

Slide 3 - Tekstslide

Literatuuronderzoek
  • Hiermee verzamel je bestaande kennis. 
  • Bronnen: boeken, artikelen, (betrouwbare) websites

Je haalt zelf de relevante informatie uit de bronnen en je beantwoord hiermee de deelvraag. 

Jullie eerste deelvraag is een beschrijvende vraag. Deze vraag beantwoord je door het doen van dit literatuuronderzoek. 

Slide 4 - Tekstslide

Veldonderzoek
Je verzamelt nieuwe gegevens om zo antwoord te vinden op je deelvragen (en uiteindelijk dus je hoofdvraag). 

  • enquêtes
  • interviews
  • observaties 

Slide 5 - Tekstslide

Enquête
       Een enquête is een vragenlijst die je afneemt bij meerdere personen. 

Een goede enquête maken is moeilijk!
Een goede vraag moet in ieder geval voldoende aan de volgende eisen:

Slide 6 - Tekstslide

De vraag is nodig.
Je stelt alleen vragen om informatie te verzamelen om je deelvraag te beantwoorden. 

  • Stel geen nutteloze vragen. 
  • Stel wél vragen over persoonsgegevens.
    Het is (vaak) wel belangrijk te weten wat de leeftijd, het geslacht, of het opleidingsniveau van de persoon die de vragen beantwoord is.
  • Denk heel goed na of de antwoorden op de vragen samen je deelvraag écht beantwoorden. 

Slide 7 - Tekstslide

De vraag gaat over één onderwerp.
Vragen waarin je informatie vraagt over twee dingen tegelijk zijn lastig te beantwoorden.
  • Op welke vraag heeft de invuller antwoord gegeven?

Vragen waarin je informatie vraagt over twee dingen tegelijk zijn lastig te verwerken. 
  • Hoe verwerk je de resultaten? Je weet niet welke van de vragen de invuller beantwoord heeft (of beide)?


Slide 8 - Tekstslide

Waarom is dit geen goede vraag?

Slide 9 - Open vraag

De vraag is niet sturend. 
In de vraag stuur je het antwoord niet een bepaalde richting op
      Bijvoorbeeld:


In deze vraag geef je al aan dat je de verhuizing zelf 'problematisch' vond. En dat je wat vind van de manier waarop de school gereageerd heeft. 
Je stuurt zo naar een bepaald antwoord. De invuller denkt hier misschien heel anders over! 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe kun je deze vraag wél formuleren?

Slide 11 - Open vraag

De vraag bevat geen dubbele ontkenningen.
Deze vragen zijn moeilijk te begrijpen en de antwoorden zullen dus niet betrouwbaar zijn. 




dubbele ontkenning


Slide 12 - Tekstslide

De vraag is niet te lang.
Een lange vraag wordt minder goed gelezen en dus zullen de antwoorden ook minder betrouwbaar zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

De vraag houdt rekening met alle mogelijkheden.
Ook het antwoord dat je niet verwacht wordt als optie gegeven bij de antwoordmogelijkheden. 





Bij deze vraag worden niet alle opties als antwoordmogelijkheid gegeven. 

Slide 14 - Tekstslide

Welke optie(s)
mis je?

Slide 15 - Open vraag

De antwoorden op de vragen kan je wat mee. 
Wat wil je met de resultaten van de vraag? 
Wat wil je eigenlijk precies weten? 




        mening/gevoel                                    concrete informatie

Slide 16 - Tekstslide

Open of gesloten vraag kiezen?






Tip!     Stel alleen open vragen als dit echt nodig is!

Slide 17 - Tekstslide

Wat wil je met de resultaten?
Denk bij het formuleren van de vraag hoe je het antwoord gaat verwerken.  
Kies dan of je een open of gesloten vraag gaat stellen.

Gesloten vragen 
  • Meerkeuze, ja/nee, juist/onjuist 
  • Een gesloten vraag heeft één antwoordmogelijkheid.
Een open vraag 
  • De invuller bepaalt zelf het antwoord en de lengte ervan.  

Slide 18 - Tekstslide

Zelf enquêtevragen maken
  • Pak een deelvraag waarbij jullie een enquête willen afnemen om deze te beantwoorden. 
  • Formuleer 3 enquêtevragen die voldoen aan de eisen. 
  • Laat deze vragen controleren door je docent. Pas ze daarna eventueel aan. 

Slide 19 - Tekstslide

Interview
Wanneer je iets wil weten over gedrag, motivatie of gevoelens van mensen kan een interview een goede onderzoeksmethode zijn. 
Een interview is een gesprek tussen twee of meerdere personen. 

Nadelen:
  • Bij gevoelige onderwerpen zullen mensen minder snel hun mening durven geven. 
  • Het verwerken van de informatie duurt lang. 

Slide 20 - Tekstslide

Stappen
  • Wat is het doel van het interview? Wie kun je hiervoor benaderen?
  • Hoeveel mensen ga je interviewen?
  • Welke vragen ga je stellen? En in welke volgorde? 

Tips:
  • Bereid je goed voor!
  • Stel jezelf eerst voor, voordat je begint met vragen stellen.
  • Neem het interview op (en vraag hiervoor toestemming!)
  • Oefen eerst binnen je groepje. 

Slide 21 - Tekstslide

Interview voorbereiden
  • Bij welke deelvraag zou je een interview willen afnemen?

  • Bedenk samen bij wie je dit interview wil gaan afnemen. 
    Wat moet je doen om contact met deze persoon/personen te krijgen?

  • Bedenk de eerste 3 interview vragen (open vragen). 

  • Laat de vragen controleren door je docent. Pas ze daarna eventueel aan. 

Slide 22 - Tekstslide

Betrouwbaarheid
  • Door het doen van onderzoek ga je antwoorden zoeken op je deelvragen. 
  • Uit de resultaten van dit onderzoek ga je een conclusie trekken: de vraagt beantwoorden. 

Hoe zorg je ervoor dat deze resultaten betrouwbaar zijn? Dat je met jouw resultaten wel écht de vraag kan beantwoorden. 

Slide 23 - Tekstslide

Waarom was dit geen
betrouwbaar onderzoek?

Slide 24 - Open vraag

Hoe zorg je voor betrouwbare resultaten?
  • Stel de vraag aan genoeg mensen binnen je doelgroep. 
  • Zorg dat je enquêtegroep een gemêleerde groep is.
    (Stel bijvoorbeeld de vraag 'wat vind je van roken' niet alleen aan de groep jongeren die buiten staat te roken.)
  • Neem onjuist ingevulde enquêtes niet mee in je resultaten. 
    (Heb je door dat iemand die vragen niet begreep, of allen grappig wilde zijn? Gooi die enquête dan weg.)
  • Zorg dat je altijd meerdere (betrouwbare) bronnen hebt die hetzelfde zeggen. Je kunt geen conclusie trekken op basis van één bron. 

Slide 25 - Tekstslide

Je kunt nu..
- Verder met het opstellen van een enquête
- Het interview verder voorbereiden
- Bepalen of je onderzoek betrouwbaar is

Volgende keer: 
- Verwerken van resultaten

Slide 26 - Tekstslide