Economisch bekeken - H1.3. Getallen op een rij - GT

Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (GT)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (GT)

Slide 1 - Tekstslide

  • H1.1 Inkomsten in soorten
  • H1.2 Inkomsten omrekenen
  • H1.3 Getallen op een rij
  • H1.4 Bijverdienen
  • H1.5 De bank betaalt
  • H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
9.      A. € 3,99 + € 7,50 = € 11,49 per week
         B. Inkomsten in natura = € 11,49 x 52 weken / 12 maanden =
               € 49,79. Het zakgeld is € 29,25 per maand. De inkomsten uit
               natura zijn per maand dus hoger.
         C. Loon per week = € 95,- x 12 maanden / 52 weken = € 21,92 per
               week. Na aftrek van de € 11,49 per week is er nog € 10,43 per
               week vrij te besteden

Slide 4 - Tekstslide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
7.      Merel: € 27,30 x 12 maanden / 52 weken = € 6,30 per week
          Marly: € 18,20 x 12 maanden / 52 weken = € 4,20 per week
          Barbara: € 4,62 x 52 weken / 12 maanden = € 20,15 per maand
          Daphne: € 5,25 x 52 weken / 12 maanden = € 22,75 per maand
          Judith: € 1.485,85 x 12 maanden / 365 dagen = € 48,85 per dag
          Ymkje: € 385,08 x 12 maanden / 365 dagen =  € 12,66 per dag

8.      A.
€ 32,- per maand x 12 maanden = € 384,- per jaar
         B.
€ 384,- - € 312,- = € 72,- meer dan vorig jaar

Slide 5 - Tekstslide


10.   A.
Zie afbeelding
         B. Justin heeft € 1.200,- aan
               kleedgeld nodig.
         C. Dat is € 600,- per jaar.
         D. Per maand heeft Justin
              € 600,- / 12 maanden =
              € 50,- per maand nodig.
              Per week is dit € 600,- / 52
              weken = € 11,54 per week.
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2

Slide 6 - Tekstslide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
11.   A. 7 uur x € 3,25 x 52 weken / 12 maanden = € 98,58 per maand
         B. Uurloon Siebert = € 2.289,50 x 12 maanden / 52 weken /
               38 uren = € 13,90 per uur
               Uurloon Johanna = € 1.450,76 x 12 maanden / 52 weken /
               20 uren = € 8,81 per uur
         C. Met het uurloon kun je jouw loon vergelijken met die van een
               klasgenoot, familielid etc.
          D. Met het maandloon kun je jouw loon vergelijken met die van
               een klasgenoot, familielid etc.

Slide 7 - Tekstslide

1.3. Getallen op een rij

Slide 8 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat een tabel is.
  • een tabel maken.
  • gegevens opzoeken in een tabel.
Wat gaan we leren?

Slide 9 - Tekstslide

  • Tabel is een overzicht van gegevens (getallen) in kolommen en rijen.

  • Bij een rij gaat het om de horizontale hokjes van links naar rechts.
    Bij een kolom gaat het om de verticale hokjes van boven naar beneden.

  • Het is erg belangrijk om de tabel goed te lezen, denk aan de titel en eventuele toelichting!



Wat is een tabel?

Slide 10 - Tekstslide

Tabel: Inkomsten van 12 t/m 18 jaar (gemiddeld per jaar)
Rij
Kolom

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT
timer
10:00
  • Maak de toepassingsvragen 6 t/m 10
  • Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!




  • Klaar? Dan kun je alvast beginnen met de
     toepassingsvragen. Dan hoef je thuis minder te doen!

Slide 12 - Tekstslide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1.      Zodat hij zijn eigen kleedgeld kan vergelijken met het kleedgeld   
           van leeftijdsgenoten en eventueel meer kan vragen aan zijn
           ouders.

2.      A. Tabel
         B. Een kolom
         C. 15-jarigen krijgen gemiddeld € 65,- kleedgeld en 16-jarigen
              krijgen gemiddeld € 62,-.

3.      A. Jeroen krijgt € 65,- — € 40,- = € 25,- minder dan het gemiddelde.
          B. Nee, de toelichting geeft aan dat scholieren zonder deze
               ontvangsten niet meetellen.


Slide 13 - Tekstslide

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
4.      A. 29% van de jongens krijgt kleedgeld.
          B. de jongens 60, de meisjes 53

5.      A. Jeroen: 5 dozen x € 7,20 = € 36,00  per 2 uren
               € 36,00 / 2 uren = € 18,00 per uur
               Stijn: 3 kisten x € 9,60 = € 28,80 per 2 uren
               € 28,80 / 2 uren = € 14,40 per uur
           B. 5 dozen = 1,8 kilo x 5 dozen = 9 kilo
                3 kisten = 4 kilo x 3 kosten = 12 kilo
                Jeroen: € 36,00 / 9 kilo = € 4,- per kilo
                Stijn: € 28,80 / 12 kilo = € 2,40 per kilo





Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken toepassingsvragen 6 t/m 10 van hoofdstuk 1.3 inkomsten omrekenen op bladzijde 18 en 19

Huiswerk

Slide 15 - Tekstslide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 16 - Tekstslide

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
6.      A. € 17,50 per maand en € 6,50 per week
         B. Het kleedgeld moet bij Dilara in mindering gebracht worden,
               omdat dat geen zakgeld is. Dilara heeft dan € 17,50 per maand
               aan zakgeld.
         C. Noah krijgt het meeste zakgeld, want € 6,50 x 52 weken / 12
               maanden = € 28,17 zakgeld per maand. Dat is meer dan de
             € 17,50 per maand van Dilara.




Slide 17 - Tekstslide