Beeldspraak

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak 
1. In de schoolbus zaten wij opeengepakt als haringen in een ton.
2. In de schoolbus zaten wij dicht op elkaar.

1. Veel studenten wonen in een zwijnenstal.
2. Veel studenten wonen in een huis met troep.

1. De zon streelde mijn wangen.
2. De zon scheen op mijn wangen (en ik vond het fijn).


Slide 2 - Tekstslide


De draad kwijt zijn.
A
Iemand het zwijgen opleggen.
B
Verlost zijn van zorgen.
C
Even slapen.
D
Niet weten hoe je je verhaal verder moet vertellen.

Slide 3 - Quizvraag


Vele handen maken licht werk.



A
Er is de verwachting dat er gauw iets gaat gebeuren.
B
Zoveel energie hebben dat je alles kunt doen.
C
In iets negatiefs valt ook weer iets positiefs te vinden.
D
Als je samenwerkt ben je snel klaar.

Slide 4 - Quizvraag

Water bij de wijn doen.


A
Niet goed wijs zijn.
B
Zijn uiterste best doen.
C
Een beetje toegeven.
D
Eerst nadenken, voordat je iets doet.

Slide 5 - Quizvraag

Het achterste van je tong laten zien.


A
Alles volledig vertellen, niets verzwijgen.
B
Je ergens niets van aantrekken.
C
Net iets teveel van het kwade, waardoor het tot een uitbarsting komt.
D
Het is moeilijker dan verwacht.

Slide 6 - Quizvraag

Iemand met de neus op de feiten drukken.


A
Iemand met onaangename feiten confronteren.
B
Iemand foppen.
C
Iemand wegsturen.
D
Iemand omver rijden.

Slide 7 - Quizvraag

Iets met een korreltje zout nemen.




A
Iets snappen zonder dat het wordt uitgelegd.
B
Iets organiseren.
C
Iets niet serieus nemen.
D
Iets met gemak doen.

Slide 8 - Quizvraag

Voet bij stuk houden.



A
Te werk gaan zonder met iemand rekening te houden.
B
Volhouden, niet van je standpunt af te brengen zijn.
C
Niet echt meedoen, meedoen zonder dat het telt.
D
Zich onttrekken aan iets wat men moet doen.

Slide 9 - Quizvraag

Een ongeluk zit in een klein hoekje. .


A
Nooit de moed opgeven, hoe slecht je er ook voor staat.
B
Een goed advies is moeilijk te vinden.
C
Blind zijn voor iets, net doen of iets niet gebeurt.
D
Een ongeluk kan iemand heel onverwacht treffen.

Slide 10 - Quizvraag

Er is geen vuiltje aan de lucht.


A
Hij heeft er trek in.
B
Er is niets aan de hand.
C
Hij is niet erg slim.
D
Over ruim voldoende geld beschikken.

Slide 11 - Quizvraag

Voor iemand door het vuur gaan.


A
Opgejaagd worden door iemand.
B
Heel veel voor iemand over hebben.
C
In ongunstige omstandigheden verkeren.
D
Dat is zonder risico.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide