Thema 7, week 2 Les 9 - AFBREEKSTREEPJE

WAT VAL JE OP?

De jongen speelt op de grond met zijn  speel-goed.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

WAT VAL JE OP?

De jongen speelt op de grond met zijn  speel-goed.

Slide 1 - Tekstslide

LESDOEL
De leerlingen weten hoe je het afbreekstreepje bij woorden juist gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Het woord ‘open’ kun je dus niet afbreken (o-pen mag niet).

Slide 5 - Tekstslide

Een afbreekstreepje tussen twee woorden van een samenstelling (klok-huis)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
weeshuis

Slide 6 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee woorden van een samenstelling (klok-huis)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
badkamer

Slide 7 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee woorden van een samenstelling (klok-huis)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
stoelpoot

Slide 8 - Open vraag

Een afbreekstreepje na een voorvoegsel (ge-brek)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
ontdekken

Slide 9 - Open vraag

Een afbreekstreepje na een voorvoegsel (ge-brek)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
ondiep

Slide 10 - Open vraag

Een afbreekstreepje voor een achtervoegsel (sier-lijk)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
vriendelijk

Slide 11 - Open vraag

Een afbreekstreepje voor een achtervoegsel (sier-lijk)
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
dadelijk

Slide 12 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee lettergrepen (ra-den, rat-ten).
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
bakken

Slide 13 - Open vraag

Een afbreekstreepje tussen twee lettergrepen (ra-den, rat-ten).
SCHRIJF OP MET EEN AFBREEKSTREEPJE
zeulen

Slide 14 - Open vraag

Wat ga jij vandaag leren?

Slide 15 - Open vraag

Welk woord is goed afgebroken ?
A
th-uis
B
huisj-e
C
huis-werk

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is goed afgebroken ?
A
on-aardig
B
hel-emaal
C
vakant-ie
D
hel-mgras

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is goed afgebroken ?
A
slape-rig
B
aa-rdig
C
ko-ppig
D
hel-mgras

Slide 18 - Quizvraag

In welke zin is het woord is goed afgebroken ?
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

TAAL
 Thema 7, week 2
Les 9

Opgave 2
Opgave 3
10 x plussen

Slide 20 - Tekstslide