3.2: Overeenkomst en verwantschap

Thema 3
Ordening
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 3
Ordening

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 2
- Je kunt soorten en rassen onderscheiden
- Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Het begrip soort...
Wanneer behoren 2 organismen tot dezelfde soort?
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Dat houdt dus in dat hun jongen zich ook moeten kunnen voortplanten.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Soms zijn er 2 organismen van verschillende soorten wel in staat om nakomelingen te krijgen. De jongen daarentegen zijn vaak onvruchtbaar. Er ontstaat zo dus ook GEEN nieuwe soort.

Slide 5 - Tekstslide

Lijger / Teeuw

Slide 6 - Tekstslide

Zezel

Slide 7 - Tekstslide

Walfijn

Slide 8 - Tekstslide

Rassen
Binnen een soort kunnen verschillende rassen voor komen. 
Deze zijn vaak door de mens gecreëerd zoals bij alle honden- en kattenrassen.

Slide 9 - Tekstslide

Evolutie
Organismen die tot dezelfde soort behoren vertonen veel overeenkomst qua uiterlijk maar ook qua DNA. 
Maar binnen de soort in veel variatie in uiterlijkheden en daarmee ook wat het DNA betreft. Genetische variatie zorgt ervoor dat een soort een grote overlevingskans heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Evolutie
  • Variatie en selectie
  • Hoe korter geleden er een gemeenschappelijke voorouder was, hoe meer overeenkomsten en verwantschap

Slide 11 - Tekstslide

Verwantschap
Hoe korter geleden 2 soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, hoe meer verwantschap ze vertonen.
Dit is dan gekeken naar het DNA.

Slide 12 - Tekstslide

Verwantschap
Dieren die nauw verwant zijn aan elkaar kunnen er soms echt heel anders uitzien. Zo is een olifant nauw verwant met  zeekoeien en klipdassen.

Slide 13 - Tekstslide

DNA-sequencing
DNA bestaat uit de 4 basen: A, T, C en G. 
Sequentie = volgorde
Soorten net veel verwantschap hebben ook veel overeenkomst in hun DNA-sequentie.

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 15 - Tekstslide

DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.

Slide 17 - Quizvraag

DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is DNA-sequencing?
A
DNA aflezen van een soort
B
De volgorde van basen A,C,T,G in het DNA
C
DNA maken van een soort
D
DNA in kaart brengen van een soort

Slide 19 - Quizvraag

Welke soorten hebben de meeste verwantschap?
A
Het paard en de hond
B
De hond en de kat
C
Weet niet
D
De kat en het paard

Slide 20 - Quizvraag

Dieren met een grote verwantschap hebben veel overeenkomstige kenmerken
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je de letters in het DNA?
A
Chromosomen
B
Genen
C
Basenparen
D
Eiwitten

Slide 22 - Quizvraag

Dieren met een grote verwantschap kunnen zich onderling voortplanten
A
altijd
B
nooit
C
soms
D
meestal

Slide 23 - Quizvraag

Nieuwe soorten kunnen ontstaan door variatie en selectie. Dit heet evolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Welke letter uit het DNA staat tegenover de A?
A
C
B
T
C
G
D
U

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste definitie van evolutie?
A
De ontwikkeling van dieren op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
B
De ontwikkeling van soorten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
C
De ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
D
De ontwikkeling van planten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen

Slide 26 - Quizvraag

Uit welke basen bestaat DNA
A
C,G,T,O
B
A,G,T,U
C
A,C,G, T
D
T,G,U,O

Slide 27 - Quizvraag

Rassen
Wat is waar?
A
Rassen van 1 soort kunnen onderling geen vruchtbare nakomelingen krijgen.
B
Zijn verschillende vormen van één soort organisme.
C
Soorten zijn uit rassen ontstaan.
D
Het ontstaan van rassen is natuurlijk, door evolutie, niet door de mens.

Slide 28 - Quizvraag

Wat kwam aan bod?
- Je kunt soorten en rassen onderscheiden
- Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap

Slide 29 - Tekstslide

Ik kan een omschrijving geven van het begrip evolutie. Ik gebruik hierbij de termen selectie en variatie.
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet

Slide 30 - Poll

Ik kan een omschrijving geven van het begrip "verwantschap"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet

Slide 31 - Poll

Ik kan een beschrijving geven van het begrip "soort"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet

Slide 32 - Poll

Ik kan een omschrijving geven van het begrip "ras"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet

Slide 33 - Poll

En nu...
Pak je studiewijzer erbij en ga kijken wat je nog moet doen om aan te kunnen tonen dat je de succescriteria beheerst..

Slide 34 - Tekstslide