Wereldeconomie hoofdstuk 2

Wereldeconomie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wereldeconomie

Slide 1 - Tekstslide

Feit of fabel?
'80% van de Nederlandse welvaart wordt in het buitenland verdient'

Slide 2 - Tekstslide

Internationale handel
  • Hoeveel bedroeg het BBP van Nederland in 2020?
  • Hoeveel bedroeg de totale export van Nederland in 2020 in miljarden euro's?
  • Hoeveel procent van elke euro is toegevoegde waarde?
  • Wat is de bijdrage van de export aan het BBP in procenten?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Internationale handel
  • Hoeveel bedroeg het BBP van Nederland in 2020? 
800 miljard euro
  • Hoeveel bedroeg de totale export van Nederland in 2020?
623 miljard euro
  • Hoeveel procent van elke euro export is toegevoegde waarde?
gemiddeld 41 %
  • Wat is de bijdrage van de export aan het BBP in procenten?
254 / 800 *100 = 32%


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Feit of fabel?
'80% van de Nederlandse welvaart wordt in het buitenland verdient'

=> Fabel

Slide 7 - Tekstslide

Betalingsbalans

  • Geldstromen van en naar het buitenland als gevolg van handel
  • Als het geld het land uitgaat, staat het op de uitgavenkant
  • Als er geld het land inkomt, staat het op de ontvangstenkant.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoogoven voert ijzererts in

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een Nederlandse onderneming bouwt een haven in Saoedi Arabië

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Philips ontvangt dividend van een dochteronderneming in de VS

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Nederland verstrekt India een lening

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Kameroen betaalt aflossing van een door Nederland verstrekte lening

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Nederlandse toeristen verblijven in het buitenland

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Betalingsbalans Nederland
  • Cijfers 2021
  • Goederen en dienstenrekening samen
  • Primaire inkomens en inkomensoverdrachten samen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Exportquote en importquote
Hoe hoger exportquote + importquote, hoe meer open de economie is

Slide 26 - Tekstslide

Overschot & tekort

  • Een groter wordend overschot, of een kleiner wordend tekort, heet een verbetering van de betalingsbalans.
  • Andersom, een verslechtering van de betalingsbalans, betekent dat het tekort groter wordt, of het overschot afneemt.

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk

  • Maken  2.1 t/m 2.10

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Oorzaken tekort
  • Internationale Concurrentiepositie (ICP)
  • Productiecapaciteit => over/ondercapaciteit

  • Renteverplichtingen (Griekenland/VS)
  • Aantrekkelijk voor kapitaal

Slide 32 - Tekstslide

Verbanden
  • Verschillende posten hebben invloed op elkaar
  • Griekenland
  • Maar ook: Nederlandse Pensioenfondsen

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Evenwicht
  • Lopende rekening en Financiële rekening niet precies in evenwicht?
  • Gecompenseerd met valuta of goud uit voorraad
  • 'Deviezenreserve'

Slide 35 - Tekstslide

Iedereen die geld ontvangt uit het buitenland wil graag betaald worden in de eigen munt. 
Daarom moet het buitenland haar eigen munten omruilen. 
Die vreemde valuta komen op die manier terecht in de valutareserve bij de Centrale Bank.

Slide 36 - Tekstslide

Voor die betaling aan het buitenland moet het land de munt hebben van degene die het geld wil ontvangen.
Die vreemde valuta zitten in de valutareserve bij de Centrale Bank.
Een land kan daarom niet permanent een tekort op de betalingsbalans hebben, omdat op een gegeven moment de voorraad vreemd geld op raakt. Een tekort kan dan alleen nog maar als het andere land het accepteert als een schuld.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Saldo lopende rekening = 200 mld.
Saldo kapitaalrekening = 150 mld.
De deviezenvoorraad neemt ...
A
af met € 50 mld.
B
toe met € 50 mld.
C
toe met € 150 mld.
D
toe met € 350 mld.

Slide 39 - Quizvraag