WW spelling PV-TT-VT 11 feb

Leerdoelen: 
-Ik kan uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
heel werkwoord, stam, ik-vorm
        
- Ik weet welke stappen ik moet nemen om de persoonsvorm tt goed te schrijven.

- Ik kan de uitzonderingsregel bij jij/je toepassen.

-Ik ken het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord.

-Ik weet hoe ik een PV in de vt correct moet spellen.                        
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen: 
-Ik kan uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
heel werkwoord, stam, ik-vorm
        
- Ik weet welke stappen ik moet nemen om de persoonsvorm tt goed te schrijven.

- Ik kan de uitzonderingsregel bij jij/je toepassen.

-Ik ken het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord.

-Ik weet hoe ik een PV in de vt correct moet spellen.                        

Slide 1 - Tekstslide

De begrippen
Heel werkwoord: basis van een werkwoord, eindigt vaak op -en.
fietsen, lopen, vinden, zoeken, raken, overgeven, niezen

Stam= hele werkwoord - en
fiets, lop, vind, zoek, rak, overgev, niez

Ik-vorm: het ww zoals je dat bij ik schrijft, als je iets beveelt, en soms bij jij/je.
fiets, loop, vind, zoek, raak, geef over, nies

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stam van:
rennen?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de stam van:
reizen?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van:
rennen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van:
reizen?

Slide 6 - Open vraag

pv tt
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dat zijn werkwoorden in het 'nu'

Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je de pv tt?

Slide 8 - Tekstslide

Pas de regel goed toe:
Ik ... een spelletje (spelen).

Slide 9 - Open vraag

Pas de regel goed toe:
Hij ... daar niet blij van (worden).

Slide 10 - Open vraag

Pas de regel goed toe:

Wij ... dat we hebben gespiekt (toegeven).

Slide 11 - Open vraag

Pas de regel goed toe:
Jij ... wel erg snel (lopen).

Slide 12 - Open vraag

Uitzondering!!!
JE/JIJ
Regel: 
pv + jij/je = ik-vorm             Loop jij/je?   Vind jij/ je?
jij/je  + pv= ik-vorm + t      Jij/Je loopt. Jij/ Je vindt.
je/ jouw + zelfstandig nw (je hond) = ik-vorm + t   Rent je/ jouw hond hard? 
                                                                                                      Je hond rent.

Lastig? 


Slide 13 - Tekstslide

je/jij

Slide 14 - Tekstslide

Dus...
(melden)  ... je dat bij je mentor?

(worden) Jij ... voor de gek gehouden.

(voeden)  ...  je kat haar kitten?

(bieden) De handelaar ... veel geld voor mijn auto.

Slide 15 - Tekstslide

3) Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.

Tegenwoordige tijd: Ik schrijf een brief.

Verleden tijd: Ik schreef een brief.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen.

Slide 16 - Tekstslide

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?
A
JA
B
NEE

Slide 17 - Quizvraag

En bij deze zin?

Tegenwoordige tijd: Wij timmeren een hokje.

Verleden tijd: Wij timmerden een hokje.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen. 

Slide 18 - Tekstslide

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?
A
NEE
B
JA

Slide 19 - Quizvraag

Als de klank niet verandert,

heb je te maken met een zwak werkwoord waar je in de verleden tijd 
te(n) of de(n) achterzet. 

Als je goed luistert, kun je het horen!

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld met - te (n)
Ik kook. = pv in de tt 

Ik kookte. = pv in de vt  + TE

Wij koken. = pv in de tt + EN

Wij kookten. = pv in de vt + TEN

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld met - de (n)
Ik brand mijn vinger. = pv in de tt 

Ik brandde mijn vinger. = pv in de vt   +  DE

Wij branden onze vingers. = pv in de tt + EN

Wij brandden onze vingers. = pv in de vt + DEN

Slide 22 - Tekstslide

Ik (schrijven) de mail.
A
schrijfde
B
schreef

Slide 23 - Quizvraag

Bas (koken) het eitje.
A
kookte
B
kookde

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
Maak van Blok 3:



NIEUW! Blok 3 Spelling opdracht 3.6

En check wat je nog in orde moet maken van de vorige keer:
Grammatica opdracht 3.3 & 3.4 & 3.5 / Over Taal opdracht 3.10 & 3.11.

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Afronding
Heel werkwoord? Stam? Ik-vorm.

Ik ... hier heel moe van (worden).
... je dat een goed idee (vinden)?
Je ... niet meer van me (houden)!

Slide 26 - Tekstslide