WW spelling PV-TT-VT 11 feb

Wat gaan we doen vandaag?

Les 1

  1. Lezen
  2. Uitleg PV - TT/VT
  3. Opdracht methode Spelling Blok 3 opdracht 3.6
  4. Opdracht nakijken
Wat gaan we doen vandaag?

Les 2

  1. Lezen
  2. Spreekwoorden en uitdrukkingen opdrachten maken
  3. Opdrachten nakijken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?

Les 1

  1. Lezen
  2. Uitleg PV - TT/VT
  3. Opdracht methode Spelling Blok 3 opdracht 3.6
  4. Opdracht nakijken
Wat gaan we doen vandaag?

Les 2

  1. Lezen
  2. Spreekwoorden en uitdrukkingen opdrachten maken
  3. Opdrachten nakijken

Slide 1 - Tekstslide



Leerdoelen: 

-Ik kan uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
heel werkwoord, stam, ik-vorm
        
- Ik weet welke stappen ik moet nemen om de persoonsvorm tt goed te schrijven.

-Ik weet hoe ik een PV in de vt correct moet spellen.                        

Slide 2 - Tekstslide

De begrippen
Heel werkwoord: basis van een werkwoord, eindigt vaak op -en.
fietsen, lopen, vinden, zoeken, raken, overgeven, niezen

Stam= hele werkwoord - en
fiets, lop, vind, zoek, rak, overgev, niez

Ik-vorm: het ww zoals je dat bij ik schrijft, als je iets beveelt, en soms bij jij/je.
fiets, loop, vind, zoek, raak, geef over, nies

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stam van:
rennen?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de stam van:
reizen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van:
rennen?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van:
reizen?

Slide 7 - Open vraag

pv tt
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dat zijn werkwoorden in het 'nu'

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je de pv tt?

Slide 9 - Tekstslide

Pas de regel goed toe:
Ik ... een spelletje (spelen).

Slide 10 - Open vraag

Pas de regel goed toe:
Hij ... daar niet blij van (worden).

Slide 11 - Open vraag

Pas de regel goed toe:

Wij ... dat we hebben gespiekt (toegeven).

Slide 12 - Open vraag

Uitzondering!!!
JE/JIJ
Regel: 
pv + jij/je = ik-vorm             Loop jij/je?   Vind jij/ je?
jij/je  + pv= ik-vorm + t      Jij/Je loopt. Jij/ Je vindt.
je/ jouw + zelfstandig nw (je hond) = ik-vorm + t   Rent je/ jouw hond hard? 
                                                                                                      Je hond rent.

Lastig? 


Slide 13 - Tekstslide

Dus...
(melden)  ... je dat bij je mentor?

(worden) Jij ... voor de gek gehouden.

(voeden)  ...  je kat haar kitten?

(bieden) De handelaar ... veel geld voor mijn auto.

Slide 14 - Tekstslide

3) Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.

Tegenwoordige tijd: Ik schrijf een brief.

Verleden tijd: Ik schreef een brief.


Slide 15 - Tekstslide

En bij deze zin?

Tegenwoordige tijd: Wij timmeren een hokje.

Verleden tijd: Wij timmerden een hokje.


Slide 16 - Tekstslide

Als de klank niet verandert,

heb je te maken met een zwak werkwoord waar je in de verleden tijd 
te(n) of de(n) achterzet. 

Als je goed luistert, kun je het horen!

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld met - te (n)
KOKEN

Ik kookte. = pv in de vt  + TE

Wij koken. = pv in de tt + EN

Wij kookten. = pv in de vt + TEN

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld met - de (n)
BRANDEN

Ik brandde mijn vinger. = pv in de vt   +  DE

Wij branden onze vingers. = pv in de tt + EN

Wij brandden onze vingers. = pv in de vt + DEN

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van Blok 3:

Pak een pen.
Schrijf de goede PV in de TT op. 




timer
7:00

Slide 20 - Tekstslide

PV-TT

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden
Hij doodt                                                 Je wacht
Die jongen bespiedt                          Hij besteedt
Daar gebeurt                                        Die jongen sjouwt
Je wordt                                                  Raad je 
Ik slaap                                                     Raadt je vriendin


Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag - log in op de methode
Maak van Blok 3:

NIEUW! Blok 3 Spelling opdracht 3.6





timer
7:00

Slide 23 - Tekstslide

Afronding
Heel werkwoord? Stam? Ik-vorm.

Ik ... hier heel moe van (worden).
... je dat een goed idee (vinden)?
Je ... niet meer van me (houden)!

Slide 24 - Tekstslide