25/11 cursus 7 spelling, § 11 Getallen

Spelling, getallen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling, getallen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les 
kun je benoemen wanneer je getallen in letters of cijfers moet schrijven;
- heb je geoefend met het schrijven van getallen.

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Tekstslide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Sleep het voorbeeld naar het juiste leesteken. 
Kopiëren
's avonds
Logé
Curaçao
Trema
Apostrof
Accent
Cedille

Slide 6 - Sleepvraag

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 7 - Tekstslide

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 8 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 9 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 10 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 11 - Tekstslide

Cijfer(s) of uitschrijven?
Getallen schrijf je soms in cijfers en soms in letters. 

Daar zijn spellingsregels voor.

Slide 12 - Tekstslide

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van één tot en met twintig: zeven, negentien;
- voor de tientallen tot honderd: twintig, dertigste;
- voor de honderdtallen tot duizend: tweehonderd, achthonderdste;
- voor de duizendtallen tot twaalfduizend: zesduizend, negenduizendste;
- voor de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort: vier miljoen (met spatie), drie miljardste (los!).

Slide 13 - Tekstslide

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig, behalve de tientallen en honderdtallen: 86 miljoen, de 21e (21e, 21ste) aflevering, 55 genodigden;
- voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 70 meter, 33 °C, 6 kilo, € 9,25, 18 februari 1963, Dalemstraat 42, 8 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een tijdsduur aan: De sollicitanten krijgen drie uur de tijd voor de slotopdracht).

Slide 14 - Tekstslide

Let op
- Je schrijft breuken met een spatie (twee derde: ⅔, vijf zeven achtste: 5⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: vierkwartsmaat, tweederdemeerderheid.

- Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van cijfers én letters zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:
--> Van de 28 deelnemers gingen er 3 naar de finale.

- Voor grote ronde getallen in een tekst combineer je cijfers en letters: 58 duizend inwoners, 240 miljard euro, 11 duizend kilometer.

Slide 15 - Tekstslide

Stelling:
Je gebruikt letter voor hele getallen van één tot en met dertig.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Cursus 7 Spelling, § 11 Getallen, opdracht 1 t/ m 4

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

Slide 17 - Tekstslide

Schrijfwijze getallen

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een getal uit:
- getallen onder de twintig
- tientallen tot honderd
- honderdtallen tot duizend
- duizendtallen tot tienduizend
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen
- rangtelwoorden van alles hierboven
Getallen: uitschrijven of niet?
Dit is dus wanneer je een tekst schrijft!

Op een rekening o.i.d kun je gewoon cijfers gebruiken.

Slide 19 - Tekstslide

Cijfers
Je schrijft getallen in cijfers voor: 
  • getallen boven de twintig
  • maten
  • gewichten
  • telefoonnummers
  • bedragen
  • data
  • exacte tijdstippen
  • percentages


Slide 20 - Tekstslide

Uitzonderingen 
    -  Je schrijft breuken los: een vierde (1/4)
Behalve in een samenstelling (tweekwartsmaat, tweeënhalf)

 - Als in een zin twee regels door elkaar lopen dan gebruik je beide keren cijfers. 
   

Slide 21 - Tekstslide

Uitzonderingen 
   - Bij grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters.

   - Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema (drieënhalf).



Slide 22 - Tekstslide

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van een tot en met twintig: zes, negentien;
- voor de tientallen tot honderd: twintig, vijftigste;
- voor de honderdtallen tot duizend: driehonderd, negenhonderdste;
- voor de duizendtallen tot twaalfduizend: elfduizend, tweeduizendste;
- voor de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort: acht miljard (los!), vier miljoenste (los!).

Slide 23 - Tekstslide

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig, uitgezonderd de tientallen en honderdtallen:
92 miljoen, de 23e (23e, 23ste) aflevering, 76 genodigden;

- voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 12 meter, 19 °C, 6 kilo, € 8,95, 16 maart 1999, Prinsengracht 23, 49 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een tijdsduur aan).

Slide 24 - Tekstslide

Let op
- Je schrijft breuken los (drie vierde: . , zes zeven achtste: 6⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: driekwartsmaat, tweederdemeerderheid.

- Als in een zin door toepassing van de regels getallen in cijfers en letters voorkomen, gebruik je beide keren cijfers: Van de 234 autobestuurders kregen er 17 een verkeersboete voor te hard rijden.

- Voor grote ronde getallen in lopende tekst combineer je cijfers en letters: 24 duizend marathonlopers, 911 miljard dollar, 40 duizend kilometer.
Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema, hoewel het samenstellingen zijn: drieënhalf.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 27 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling van getallen in de zin. 
Ik kreeg een bon van ______ euro.
A
10
B
tien

Slide 28 - Quizvraag

Welke getallen zijn op de juiste manier genoteerd?
A
acht, achthonderd
B
8, achthonderd
C
acht, 8 honderd
D
8, 8 honderd

Slide 29 - Quizvraag

GETALLEN
Voor dit spel heb je .......... kaarten nodig.
A
32
B
tweeëndertig

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
B
Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

Slide 31 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Een pak suiker weegt 2 kilogram.
B
Een pak suiker weegt twee kilogram.
C
Een pak suiker weeg 2 kg.
D
Een pak suiker weegt twee kg.

Slide 32 - Quizvraag

wanneer gebruik je cijfers?
A
getallen boven de 20, uitgezonderd tien en honderdtallen
B
voor tientallen tot honderd.

Slide 33 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 34 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    Cursus 7 Spelling, § 11 Getallen, opdracht 1t/m 4

    Klaar = in STILTE lezen

    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    15:00

    Slide 35 - Tekstslide

    Lesdoel
    Aan het einde van deze les 
    kun je benoemen wanneer je getallen in letters of cijfers moet schrijven;
    - heb je geoefend met het schrijven van getallen.

    Blauw = kennis = leren
    Oranje =  kunnen = oefenen 

    Slide 36 - Tekstslide

    Getallen tot en met het woord 'duizend' schrijf je aan elkaar.
    A
    Waar
    B
    Niet Waar

    Slide 37 - Quizvraag

    Welke getallen mag je in cijfers uitschrijven?
    A
    alle getallen
    B
    alleen tijden
    C
    alleen telefoonnummers
    D
    verwijzingen naar maten, gewichten en bedragen

    Slide 38 - Quizvraag

    Getallen onder de twintig uitschrijven
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 39 - Quizvraag

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 40 - Open vraag

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 41 - Open vraag