variatie in genotype

welkom
Ga rustig zitten
en pak je spullen er bij
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

welkom
Ga rustig zitten
en pak je spullen er bij

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel
1.  Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
2. je kunt omschrijven wat mutatie is.

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we doen?
herhaling
aan de slag
opdrachten bespreken
uitleg
huiswerk
lessonup vragen

Slide 3 - Tekstslide

hoeveel chromosomen heeft een normale cel?
hoeveel chromosomen heeft een voorplantingscel?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

haarvormen

Slide 6 - Tekstslide

verandering in genotype
 mutaties: een beschadiging in het DNA.
mutant bijvoorbeeld albino
mutagene invloeden

Slide 7 - Tekstslide

aan de slag
opdracht 1 t/m 5

blz 99
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

wat is kanker?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

aan de slag
1 t/m 9
vanaf blz 99
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn mutagene stoffen?
A
Natuurlijke stoffen in voeding
B
Stoffen die het metabolisme kunnen beïnvloeden
C
Stoffen die het RNA kunnen veranderen
D
Stoffen die het DNA kunnen veranderen

Slide 14 - Quizvraag

Welke stoffen kunnen mutagene effecten hebben?
A
Water, zuurstof, stikstof
B
straling, rook, asbest
C
Vitamines, mineralen, aminozuren
D
Koolhydraten, eiwitten, vetten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een mutatie?
A
Een virusinfectie
B
Een ziekte
C
Een verandering in het DNA
D
Een genetische afwijking

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een mutant?
A
Een mens met superkrachten
B
Een organisme met een verandering in het DNA
C
Een fictief personage
D
Een buitenaards wezen

Slide 17 - Quizvraag

Wat kan het gevolg zijn van een mutatie?
A
Een verandering in de weersomstandigheden
B
Een verandering in eigenschappen van een organisme
C
Een verbetering in gezondheid
D
Een vermindering van intelligentie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een genotype?
A
De set van alle genen in een organisme.
B
De positie van een organisme in de voedselketen.
C
Het aantal nakomelingen van een organisme.
D
Haarkleur, oogkleur of lengte.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een fenotype?
A
Haarkleur, oogkleur of lengte.
B
De positie van een organisme in de voedselketen.
C
De set van alle genen in een organisme.
D
Het aantal nakomelingen van een organisme.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe worden genotype en fenotype beïnvloed?
A
Genotype en fenotype worden willekeurig beïnvloed.
B
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door omgevingsfactoren.
C
Genotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en fenotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en omgevingsfactoren.
D
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door voeding.

Slide 21 - Quizvraag

Kunnen genotype en fenotype hetzelfde zijn?
A
Ja, genotype en fenotype zijn altijd hetzelfde.
B
Het hangt af van het organisme.
C
Nee, genotype en fenotype zijn niet hetzelfde.
D
Het hangt af van de omgeving.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?
A
Genotype en fenotype hebben geen enkele relatie.
B
Genotype en fenotype zijn hetzelfde.
C
Genotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme en fenotype is de set van alle genen.
D
Genotype is de set van alle genen en fenotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme.

Slide 23 - Quizvraag