Oefentoets Hoofdstuk Energie HAVO v3

Oefentoets Energie
Hoofdstuk Energie

Denk altijd aan significante cijfers en eenheden. Er wordt geen formuleblad gegeven, 
in BINAS T35 staan alle formules die je nodig hebt. 

Denk ook aan T28B voor eventuele stookwaarden.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Energie
Hoofdstuk Energie

Denk altijd aan significante cijfers en eenheden. Er wordt geen formuleblad gegeven, 
in BINAS T35 staan alle formules die je nodig hebt. 

Denk ook aan T28B voor eventuele stookwaarden.

Slide 1 - Tekstslide

Schip uit koers
In 2017 liep een groot containerschip op de oever van de Schelde. Een onderzoeker deed onderzoek naar dit ongeluk. Hij zag dat het schip over een afstand van 50% van zijn lengte op de oever was geschoven. Zie figuur 1.

Op internet zijn de gegevens van het schip te vinden. Zie figuur 2.


Van ieder schip wordt elke 2 minuten de positie bijgehouden. Met deze informatie bepaalde de onderzoeker de snelheid van het schip voor het ongeluk. Die bleek 7,1 m·s-1 te zijn. Hij ging ervan uit dat de wrijvingskracht op het schip tijdens het vastlopen op de oever constant was. Hij berekende dat die wrijvingskracht 2,1·107 N was.

1. Toon met behulp van arbeid en kinetische energie aan dat deze waarde voor de wrijvingskracht klopt.

Met de gegevens uit figuur 2 kan de maximale kracht van de motor berekend worden. De onderzoeker concludeerde uit deze berekening dat de wrijvingskracht te groot was en het schip met de eigen motor niet los kon komen van de oever.

2. Toon met een berekening aan dat die conclusie klopt.

Slide 2 - Tekstslide

Antwoord vraag 1 & 2
1. Voor de kinetische energie van het schip vóór het afremmen geldt:

Invullen van de formule met de gegevens geeft:


Het schip heeft afgeremd over een afstand van s = 0,50·366 = 183 m. Om de wrijvingskracht uit te rekenen, moet je gebruik maken van de formule voor de arbeid:


De kinetische energie wordt hier volledig omgezet in (wrijvings)arbeid. Hieruit volgt dat:



Dus het klopt.





2.  De vraag stelt dat je moet aantonen dat het schip zich niet kan loskrijgen door de motorkracht. De motorkracht is uit te rekenen door middel van de volgende formule:


Uit de tabel zijn de verschillende gegevens te halen:
P = 7,2·107 W
vmax = 46 km/h = 12,777... m/s

De maximale motorkracht is dan uit te rekenen door:



Dit is inderdaad lager dan de wrijvingskracht, namelijk:
5,6·106 < 2,1·107. Het schip kan zichzelf niet loskrijgen.
Ek=21mv2
Ek=21mv2=211,551087,12=3,91109J
W=Fws
Fw=sW=1833,91109=2,1107 N
P=Fv
Fmotor=vP=12,777...7,2107=5,6106 N

Slide 3 - Tekstslide

Wereldrecord blobspringen
In juni 2011 werd het wereldrecord blobspringen verbeterd door Reto Zimmerli. Zie de fotomontage in figuur 1. Voor deze afbeelding zijn diverse na elkaar gemaakte foto’s van de recordpoging samengevoegd tot één beeld.

Links sprong een         Figuur 1
groep van drie
personen tegelijk van
een hoge toren.
Ze landden op het
uiteinde van een met
lucht gevulde zak op
het water, de blob. 

Hierdoor werd Zimmerli, die diep weggezakt in het andere uiteinde van de blob lag te wachten, de lucht in geschoten.

3. Stel de energiebehoudsvergelijking op, voor het moment dat Zimmerli zich op de plek bevindt, aangegeven met een pijl in figuur 1.

De groep van drie personen met een gezamenlijke massa van 300 kg viel over een afstand van 9,9 m omlaag. Zimmerli heeft een massa van 80 kg.

4. Bereken de hoogte die Zimmerli maximaal had kunnen bereiken als alle energieverliezen (warmte) verwaarloosd mogen worden.


Slide 4 - Tekstslide

Antwoord vraag 3 & 4
3. Volgt
4. Volgt

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 4 - Antwoord
4.  Stel de energiebehoudsvergelijking op van de begin- en eindsituatie.
Etot,begin=Etot,eind
Ez, begin+Ekin, begin=Ekin, eind+Q

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 2B - Antwoord
b. Bereken met welke snelheid de pijl het doel raakt.
Ez, begin+Ekin, begin=Ez, eind+Ekin, eind+Q
mghb+21mvb2=mghe+21mve2+Q
mpijl=15 g=15103 kg
vb=12,0 ms1
ve= ? ms1
hb=1,82 m
he=78,0 cm=0,780 m
Q=0 J
ghb+21vb2=ghe+21ve2
0
 /           /       /           /
2ghb+vb2=2ghe+ve2
ve2=2ghb+vb22ghe
ve=2ghb+vb22ghe
ve=29,811,82+12,0229,810,780
ve=12,8 ms1
Hier gaat het verder ⟶

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 2B - Antwoord
b. Bereken met welke snelheid de pijl de grond raakt.
Omdat Etot, begin=Etot, eind
Etot, eind=mghe+21mve2+Q
mpijl=15 g=15103 kg
vb=12,0 ms1
ve= ? ms1
hb=1,82 m
he=0 m
Q=0 J
0
ve=13,4 ms1
Hier gaat het verder ⟶
Etot, begin=mghb+21mvb2
=151039,811,82+2115103(12,0)2
Etot, begin=1,3478... J
=0+2115103ve2
Etot, begin=Etot, eind
1,3478...=2115103ve2
ve=21151031,3478...

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 2C - Antwoord
c.  Waarom is “verloren gegaan” natuurkundig gezien eigenlijk geen goede uitdrukking.

Omdat de Wet van behoud van Energie stelt dat er geen energie gemaakt of verloren gaat. Energie wordt alleen omgezet van de ene vorm in de andere vorm.



Slide 9 - Tekstslide

Opgave 3 - 
In een pakhuis staan een aantal kisten opgeslagen (zie afbeelding hier rechtsonder).

a.  Welke kist heeft de grootste zwaarte-energie? Ga er hierbij
     vanuit dat de hoogte van elke verdieping hetzelfde is.  

b.  Hoeveel energie zou het kosten om de zwaarste kist van de
     onderste verdieping naar de bovenste verdieping te verhuizen?
     De hoogte tussen verdiepingen is 0,340 m.

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 3 - Pakhuis
In een pakhuis staan een aantal kisten opgeslagen (zie afbeelding hier rechtsonder).

a.  Welke kist heeft de grootste zwaarte-energie? Ga er hierbij
     vanuit dat de hoogte van elke verdieping hetzelfde is.  

b.  Hoeveel energie zou het kosten om de zwaarste kist van de
     onderste verdieping naar de bovenste verdieping te verhuizen?
     De hoogte tussen verdiepingen is 0,340 m.

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 3A - Antwoord
a.  Welke kist heeft de grootste zwaarte-energie? Ga er hierbij 
     vanuit dat de hoogte van elke verdieping hetzelfde is. 

De formule                        geeft aan dat de kist met de grootste 
zwaarte-energie dus kist B moet zijn, met 112 kg. Die staat op een
hoogte 3·h. Dus 

Maar kijk eens naar kist C. De zwaarte-energie daar op hoogte 2·h is:


Dus is de zwaarte-energie in kist C het grootst!



Ez=mgh
Ez=1129,813h=3,30103h
Ez=1729,812h=3,37103h

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 3B - Antwoord
b.  Hoeveel energie zou het kosten om de zwaarste kist van de 
     onderste verdieping naar de bovenste verdieping te verhuizen?

Twee verdiepingen is 0,680 m hoog, dus één verdieping is 0,340 m
hoog. De bovenste verdieping is dus 0,340 x 3 = 1,02 m hoog. De
zwaarte-energie is dus:
Ez=mgh=12009,811,02=1,20104 J

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 3 - Auto
Een auto met een benzinemotor met een rendement van 32% maakt een rit van 23 km in een half uur waarbij de motor een gemiddelde voorwaartse kracht levert van 450 N. 

a. Bereken het vermogen van de motor door de snelheid te gebruiken met v = s/t.
b.  Bereken de arbeid die verricht is.
c.  Bereken de totale energie.
d.  Bereken de hoeveelheid benzine in liter die tijdens de rit verbruikt is.

Na de rit van 23 km rijdt de auto met constante snelheid verder. 
e.   Toon met het arbeid-energie theorema aan dat de totale arbeid nu W = o J is.

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 3A - Antwoord
a.  Bereken het vermogen van de motor.

_______________________________________________________________
Om het vermogen P uit te rekenen, moet zowel de kracht als de snelheid bekend zijn. De snelheid is uit te rekenen door:


En die snelheid is te gebruiken in de formule voor het vermogen:
v=ts=180023103=12,77... ms1
F=450 N
s=23103 m
t=0,5 h=0,53600=1800 s
η=32 %
P=Fv=45012,77...=5,8103 W

Slide 15 - Tekstslide

Opgave 3B - Antwoord
b.  Bereken de arbeid die verricht is.

_______________________________________________________________



                                                                                                                                                                                           
F=450 N
s=23103 m
t=0,50 h=0,503600=1800 s
η=32 %
W=Fs=45023103=1,0107 J
De volgende formule moet toegepast worden:            

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 3C - Antwoord
c.  Bereken de totale energie.

_______________________________________________________________



                                                                                                                                                                                           
F=450 N
s=23103 m
t=0,50 h=0,503600=1800 s
η=32 %
η=EtotaalEnuttig100 %
Hierbij moet gebruik gemaakt worden van de formule van het rendement:
 100 %η=EtotaalEnuttig 100 %ηEtotaal=Enuttig
Waarom is W = Enuttig? Omdat de auto arbeid verricht onder invloed van kracht F over de afstand s. De energie die daarvoor nodig is, is de arbeid W.
 Etotaal=100 %ηEnuttig
 Etotaal=100 %ηW Etotaal=100 %32%1,0107=3,2107 J

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 3D - Antwoord
b.  Bereken de hoeveelheid benzine in liter die tijdens de rit verbruikt is.

_______________________________________________________________





In liters maakt dat:
Ech=rV, benzineV
rV, benzine=33109 Jm3
 9,8104 m3=9,8101 dm3=0,98 L
Ech=Etotaal
 V=rV, benzineEch=331093,2107=9,8104 m3

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 3E - Antwoord
e.  Toon met het arbeid-energie theorema aan dat de totale arbeid nu W = o J is.
Het arbeid-energie theorema is weergegeven met de volgende formule:


Wat dit in feite zegt is; Het verschil in kinetische energie van een voorwerp is de totale arbeid die alle krachten op het voorwerp verrichten.  De auto rijdt met constante snelheid. Wanneer er een constante snelheid is, heeft Ekin, begin dezelfde waarde als Ekin, eind en dus:

De totale arbeid is dus Wtot = 0 J
Wtot=ΔEkin
Wtot=ΔEkin=21mveind221mvbegin2=21mveind221mveind2=0 J

Slide 19 - Tekstslide

Arbeid
Leg uit of er in onderstaande situaties arbeid wordt verricht en, zo ja, door welke kracht deze arbeid wordt verricht.

a. Een pallet met bouwmaterialen wordt omhoog gehesen.
b. Een boek ligt op tafel.
c. Een meteoroïde (steen) beweegt in de ruimte met constante snelheid (dus Fres = 0 N).
d. Je duwt een kast opzij.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord vraag 4a
a. Een pallet met bouwmaterialen wordt omhoog gehesen.
Als een pallet naar boven wordt gehesen moet er kracht de kabel worden uitgeoefend en de pallet wordt verplaatst. Er wordt hier dus arbeid verricht. De krachten die arbeid verrichten zijn alle krachten die langs de kabel gericht zijn: zwaartekracht en spankracht in het touw. De spankracht wordt op het touw overgebracht via de hijsinstallatie dus ook daar zal arbeid worden verricht.

b. Een boek ligt op tafel.
Op het boek werken wel krachten (zwaartekracht en normaalkracht) maar het blijft op zijn plaats liggen. De verplaatsing (s) is gelijk aan nul. Er wordt dus geen arbeid verricht.

c. Een rotsblok beweegt in de ruimte met een constante snelheid (dus Fres = 0 N).
Aangezien de snelheid constant is, is de resulterende kracht op de steen 0 N. In de ruimte is immers, ver van de aarde, zon en andere planeten, geen zwaartekracht. Omdat er geen lucht is, is ook geen wrijvingkracht. Aangezien er geen kracht op werkt wordt er ook geen arbeid verricht.

d. Je duwt een kast opzij.
Op de kast werken verschillende krachten (spierkracht, wrijvingskracht, zwaartekracht en normaalkracht) en er is sprake van verplaatsing. Er wordt arbeid verricht door de krachten in de evenwijdig aan de bewegingsrichting: De spierkracht (positieve arbeid) en de wrijvingskracht (negatieve arbeid).



Slide 21 - Tekstslide




Opgave 4B

I De arbeid die de luchtweerstandskracht verricht, is altijd negatief.
II Bij een olietanker die eenparig rechtlijnig over de oceaan vaart, verricht de
voortstuwende kracht meer arbeid dan de weerstandskracht.


A
I en II zijn beide waar.
B
Alleen I is waar.
C
Alleen II is waar.
D
I en II zijn geen van beide waar.

Slide 22 - Quizvraag

Opgave 4B - antwoord
I De arbeid die de luchtweerstandskracht verricht, is altijd negatief.

Stelling I...
... stelt dat de arbeid die de luchtweerstandkracht verricht altijd negatief is. Wanneer een voorwerp zich door lucht verplaatst, werkt er altijd een luchtweerstandskracht op het voorwerp. Omdat die kracht altijd tegenin de bewegingsrichting staat, is die kracht altijd negatief. Stelling I is dus JUIST.

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 4B - antwoord
II Bij een olietanker die eenparig rechtlijnig over de oceaan vaart, verricht de
voortstuwende kracht meer arbeid dan de weerstandskracht.

Stelling II...
... stelt dat wanneer een olietanker eenparig rechtlijning over de oceaan vaart, verricht de voorstuwende kracht meer arbeid dan de weerstandskracht. Wanneer een voorwerp zich eenparig rechtlijnig verplaatst, betekent dit dat het zich in een rechte lijn met constante snelheid voortbeweegt. Bij een constante snelheid is de totale arbeid altijd gelijk aan nul, dus moeten de beide vormen van arbeid verricht door beide krachten gelijk aan elkaar zijn. Dat kan niet als één van hen groter is dan de ander. Stelling II is dus ONJUIST.

Slide 24 - Tekstslide