Miriam heeft een mooie roze trui aan. Is subjectief.
Johan zit op een stoel. Is objectief.
Bobbie eet ijs. Is objectief.
Mariska is niet aardig. Is subjectief.
Mevr. Klok kookt nooit. Is objectief.
Mevr ter Harmsel is gezellig. Is subjectief
Mevr ter Harmel gaat twee keer in de week naar het activiteitencentrum. Is objectief.
Rachid is dom. Is subjectief
Rachid kan niet naar school omdat er oorlog is. Is objectief.