koffie en thee serveren
1 / 17
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat heb je niet nodig om koffie te zetten?
A
een filterzakje
B
een maatschepje
C
een maatbeker
D
koffie
Slide 2 - Quizvraag
Wat is dit?
Slide 3 - Open vraag
Wat is dit?
Slide 4 - Open vraag
Je ziet hier:
Een ............... maatschepje koffie.
Een ............... maatschepje koffie.
Slide 5 - Open vraag
Wat is dit?
Slide 6 - Open vraag
Welk werkwoord is dit? Maak een zin.
Slide 7 - Open vraag
Ik zeg: 'Alstublieft mevrouw.'
A
Ik ben onbeleefd.
B
Ik ben precies.
C
Ik ben beleefd.
D
Ik ben nauwkeurig.
Slide 8 - Quizvraag
Ik geef de koffie / thee en ik zeg:
A
Eet smakelijk!
B
Drink lekker!
C
Dank u wel!
D
Geniet ervan!
Slide 9 - Quizvraag
Deze koffie is waterig.
A
slappe koffie
B
sterke koffie
C
zwakke koffie
D
lichte koffie
Slide 10 - Quizvraag
Geef 1 voorbeeld van hygiënisch werken bij het koffie / thee zetten.
Slide 11 - Open vraag
Wat is dit?
Slide 12 - Open vraag
Welk werkwoord zie je hier?
A
inschenken
B
gieten
C
serveren
D
doorlopen
Slide 13 - Quizvraag
Welk werkwoord zie je hier?
De thee moet ......
De thee moet ......
A
rusten
B
wachten
C
trekken
D
doorlopen
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent het woord efficiënt?
A
slim
B
moeilijk
C
mooi
D
langzaam
Slide 15 - Quizvraag
De koffie is niet warm, maar ook niet koud.
De koffie is ...
De koffie is ...
A
lui
B
lauw
C
loei
D
heet
