Chapitre 2 les 3
1 / 23
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het juiste woord in de zin?
Je n'aime pas mon frère jumeau, il est.............
Je n'aime pas mon frère jumeau, il est.............
A
casse-pied
B
beau
C
sympa
D
adorable
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord past het best in de volgende zin?
"Tu as __________? Oui, j'ai un lapin et un hamster. "
"Tu as __________? Oui, j'ai un lapin et un hamster. "
A
un frère jumeau
B
un chien
C
un animal de compagnie
D
un vêtement
Slide 6 - Quizvraag
Sophie est la soeur jumelle de Louise.
Wat is de vertaling van 'la soeur jumelle'
Wat is de vertaling van 'la soeur jumelle'
A
de tweelingzus
B
de oudere zus
C
de tweelingbroer
D
de jongere broer
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord past het beste in de zin?
Après l’école, j’adore __________ avec mes amis.
Après l’école, j’adore __________ avec mes amis.
A
choisir
B
rigoler
C
exister
D
attendre
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat weet jij nog over het bijvoeglijk naamwoord?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord?
Voor of achter het zelfstandig naamwoord?
la fille (grande)
Voor of achter het zelfstandig naamwoord?
la fille (grande)
A
voor
B
achter
Slide 13 - Quizvraag
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? Voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un pantalon (rouge)
un pantalon (rouge)
A
voor
B
achter
Slide 14 - Quizvraag
Op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? Voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un vêtement (nouveau)
un vêtement (nouveau)
A
voor
B
achter
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Dans ma classe, il y a un ... garçon (nieuw)
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 18 - Quizvraag
J'ai une __(1)__ chambre __(2)__
A
(1) nouveau
B
(1) nouvelle
C
(2) nouveau
D
(2) nouvelle
Slide 19 - Quizvraag
Je porte un __(1)__ vêtement __(2)__
A
(1) vert
B
(1) verte
C
(2) verte
D
(2) vert
