Basisstof 1, genotype en fenotype

Maandag 31 mei, 7de uur, h2d
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie


HW voor dinsdag 1 juni, 2de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 31 mei, 7de uur, h2d
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie


HW voor dinsdag 1 juni, 2de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 1 - Tekstslide

Erfelijkheid
Erfelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

§5.1 Genotype en fenotype

Slide 3 - Tekstslide

Erfelijkheid

Slide 4 - Woordweb

Lesdoelen:
  1. Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn. 
  2. Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben. 

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen en DNA, waar zit dat?
  • Een organisme bestaat uit cellen
  • In die cellen zitten celkernen 
  • Die celkernen bevatten chromosomen
  • De chromosomen bestaan uit DNA (desoxyribonucleïnezuur)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Chromosomen
  • Een mens heeft 23 paar chromosomen in iedere celkern van een gewone lichaamscel.
  • De beide chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook dezelfde erfelijke eigenschappen. 
  • Alleen kan de ínhoud van de erfelijke eigenschappen verschillen. 




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Genen 
Een gen bevat een code met informatie voor één erfelijke eigenschap.
Op een chromosoom liggen veel genen (enkelvoud = gen)
Ieder gen heb je twee keer:

*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je moeder
*  één liggend op een chromosoom afkomstig van je vader

Je hebt duizenden genen van je ouders meegekregen, dus duizenden erfelijke eigenschappen. Genen kunnen niet actief of actief (hard/zacht) zijn.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Iedere cel bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme (het genotype).

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Fenotype en genotype
Fenotype: alle eigenschappen van een organisme
  • eenvoudig aan te passen
  • is het resultaat van het genotype plus de invloeden uit het milieu
  • Zichtbare eigenschappen, bijv. oogkleur en niet zichtbare eigenschappen, zoals bijv. de bloeddruk.

Genotype: de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  • niet aan te passen
  • erf je van je ouders
  • aanpassing alleen door mutaties (basisstof 3)

Slide 15 - Tekstslide

genotype= complete informatie voor al de erfelijke eigenschappen

fenotype = zichtbare eigenschappen 
(erfelijke eigenschappen + invloeden uit het milieu)

Slide 16 - Tekstslide

5 vragen

Slide 17 - Tekstslide

1 (5). Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 18 - Quizvraag

2 (5). Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 19 - Quizvraag

3 (5). Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 20 - Quizvraag

4 (5). Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 21 - Quizvraag

5 (5). Heeft een vlieg hetzelfde fenotype als de larve waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 22 - Quizvraag

Maandag 31 mei, 7de uur, h2d
1.  Aanwezigheidscontrole 
2. Uitleg §5.1, genotype en fenotype, erfelijkheid en evolutie


HW voor dinsdag 1 juni, 2de uur:
Leren §5.1, blz. 96 t/m 98 (boek b!) + M. opd. 1 t/m 4 + 
6 t/m 8 van §5.1 over genotype en fenotype

Slide 23 - Tekstslide