Schrijf de volgende getallen op volgens wetenschapelijke notatie
26 000 =
0,53 =
80 =
Slide 6 - Tekstslide
Aantal significantie cijfers
1 significant 6 0,04
2 significant 6,2 0,40
3 significant 6,24 0,402 231 of
2⋅102
2,3⋅102
2,31⋅102
Wetenschappelijke notatie
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel significante cijfers heb ik?
Tel het aantal cijfers vanaf het eerste cijfer wat niet nul is.
Slide 8 - Tekstslide
Als je gaat rekenen...
voorbeeld:
5,0 x 6,25 =
3 x 2,3 =
120 / 110 =
8 / 5 =
Je antwoord krijgt evenveel significante cijfers als het gegeven met de minste significante cijfers.
Slide 9 - Tekstslide
Oefenen 1.2
Slide 10 - Tekstslide
Berekenen vermogen
P = vermogen in Watt
U = Spanning in Volt
I = Stroomsterkte in Ampere
Slide 11 - Tekstslide
Energieverbruik
Slide 12 - Tekstslide
Kosten energieverbruik
Kosten = aantal verbruikte kWh x Prijs van 1 kWh
Slide 13 - Tekstslide
Vermogen
2
1
Slide 14 - Tekstslide
Berekenen energieverbruik
Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 12 minuten.
Bereken het energieverbruik in joule.
Gegevens:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
timer
4:30
Slide 15 - Tekstslide
Berekenen energieverbruik
Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 12 minuten.
Bereken het energieverbruik in joule.
Gegevens: P= 1200 W
t= 12 minuten = 12x60 uur = 720 S Formule: E = Pxt
Berekening + antwoord: E= 1200 x 720 = 864 000 J
Slide 16 - Tekstslide
Berekenen energieverbruik
Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 12 minuten.
Bereken het energieverbruik in kWh.
Gegevens:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
timer
4:00
Slide 17 - Tekstslide
Berekenen energieverbruik
Een waterkoker heeft een vermogen van 1200 watt.
Het koken van water duurt 12 minuten.
Bereken het energieverbruik in kWh.
Gegevens: P= 1200 W =1,2kW
t= 12 minuten = 12/60 uur = 0.2 uur
Gevraagd: Energieverbruik in kWh.
Formule: E = Pxt
Berekening + antwoord: E= 1,2 x 0.2 = 0.24kWh
Slide 18 - Tekstslide
Op het type plaatje van een lamp staat 12V/ 1,5A.
Hoeveel elektrische energie heeft deze lamp verbruikt als hij 24 uur heeft gebrand? Hoeveel kost die energie als je voor 1 kWh 0,15 euro moet betalen? Tip: Bereken eerst het vermogen van de lamp
Opdracht
Slide 19 - Tekstslide
Berekenen vermogen
P = U x I
P = 12 x 1,5 = 18 W
Slide 20 - Tekstslide
Gegevens:
P= 18 W = 0,018 kW, t= 24 h, 1 kWh = 0,15 euro
Formule: E= P * t
Berekening: E =0,018 * 24 = 0,432 kWh
Prijs = 0,432 * 0,15 = 0,0648 euro
Antwoord: E= 0,432 kWh en prijs= 0,06 euro
Uitwerking opdracht
Slide 21 - Tekstslide
Aan de slag
In tweetallen aan de slag met het werkblad
Ben je hiermee klaar? Maak dan online de test jezelf van 1.1 en 1.2
Slide 22 - Tekstslide
H1.3 elektriciteit in huis
Slide 23 - Tekstslide
Lesplanning
Bespreken werkblad opgave 3 en 4
Leerdoelen 1.3
Uitleg en aantekeningen
Aan de slag
Slide 24 - Tekstslide
Opgave 3
1,2 kWh per dag. 1 maand zitten 30 dagen
1,2 x 30 = 36 kWh per maand
36 kWh x 0,25 euro = 9,00 euro
Slide 25 - Tekstslide
Opgave 4
P = 1500 W
t = 3 min -> 180 s
E = P x t
E (in Joule) = 1500 x 180 = 270 000 J
E (in kwh) = 1,5 x (0,05) = 0,075 kWh
Kosten = 0,075 x 0,22 = 0,0165 euro
Slide 26 - Tekstslide
Leerdoelen 1.3
1.3.1 Je kunt de totale stroomsterkte in een groep berekenen.
1.3.2 Je kunt het totale vermogen berekenen dat op een groep is aangesloten.
1.3.3 Je kunt berekenen of in een groep overbelasting optreedt.
1.3.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met overbelasting en kortsluiting.
1.3.5 Je kunt de functie benoemen van de verschillende kleuren elektriciteitsdraden.
Slide 27 - Tekstslide
Huisinstallatie
Netwerk van elektriciteitsdraden, lichtpunten, stopcontacten en een groepenkast in een huis
Slide 28 - Tekstslide
Groepen
Een aantal stopcontacten en lichtpunten zitten samen op één groep. Dit zijn allemaal parallel geschakelde vertakkingen.
Vanuit de meterkast loopt er een aparte leiding voor elke groep.
Slide 29 - Tekstslide
De spanning
De spanning van de groepen zijn overal gelijk,
namelijk het lichtnet (230V)
U1 = U2 = U3 etc
Slide 30 - Tekstslide
De stroomsterkte
Een groep kun je uitschakelen met een groepsschakelaar.
Alle apparaten die verbonden zijn in 1 groep verbruiken stroom.
De totale stroomsterkte van die groep kun je bij elkaar optellen:
Itot = I1 + I2 + I3
Slide 31 - Tekstslide
Het vermogen
Het vermogen van de groep kun je op twee manieren berekenen
Je kan alle vermogens bij elkaar optellen of het totale vermogen berekenen met de spanning en de stroom
Slide 32 - Tekstslide
Vermogen optellen
Ptot = P1 + P2 + P3 etc
Vermogen berekenen
Ptot = U x Itot
Slide 33 - Tekstslide
Jan pieter is aan het kijken naar groep 1 in zijn huis. Dit is aangesloten op zijn keuken. De volgende apparaten zijn daarop aangesloten.
Koelkast -> 8A
Koffiezetapparaat -> 3A
1 lamp -> 0,5A
Bereken de totale stroom en het totale vermogen van
groep 1.
Slide 34 - Tekstslide
Jan pieter is aan het kijken naar groep 1 in zijn huis. Dit is aangesloten op zijn keuken. De volgende apparaten zijn daarop aangesloten.
Koelkast -> 8A
Koffiezetapparaat -> 3A
1 lamp -> 0,5A
De totale stroom:
Itot = I1 + I2 + I3
Itot = 8 + 3 + 0,5 = 11,5 A
De spanning is 230 V de totale stroomsterkte is 11,5 dus
Ptot = U x Itot
Ptot = 230 x 11,5 = 2645 W
Slide 35 - Tekstslide
Aan de slag
Lees zelf 1.3 door.
Schrijf in je schrift in eigen woorden wat overbelasting en kortsluiting is.
Maak daarna opgave: 3, 6 en 7
Daarnaast maak opgave 5 en 6 af van het werkblad
Slide 36 - Tekstslide
Meterkast
Hiernaast zie je de onderdelen van een meterkast.
De volgende onderdelen moet je kennen:
Hoofdkabel (hoofdleiding)
kWh-meter
Groepen (schakelaar)
Slide 37 - Tekstslide
Fasedraad en nuldraad
In elk stopcontact twee draden. De fasedraad en de nuldraad.
fasedraad: spanning van 230 volt.
nuldraad: geen spanning, sluit stroomkring
Slide 38 - Tekstslide
Fasedraad
Nuldraad
Bruin
230 V
Blauw
0 V
Stroomkring sluiten
Slide 39 - Tekstslide
Schakeldraad
Draad van de schakelaar naar een elektrisch apparaat is de schakeldraad
Slide 40 - Tekstslide
Schakeldraad
Schakeldraad - ZWART - Staat alleen spanning op als de lamp aan staat.