Vwo 3 - K6: Paragraf E- Grammatik

Vwo 3 - Woche 21 - Stunde 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vwo 3 - Woche 21 - Stunde 1

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Wiederholung: 
  • vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval
  • der-groep & ein-groep

 Grammatik Kapitel 6
  • Wechselpräpositionen: Keuzevoorzetsels
       
       
Voorkennis

  • Je kent de vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval en kunt ze gebruiken.

  • Je kunt de persoonlijk voornaamwoorden en de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval gebruiken. 

Nieuw leerdoel
  • Je kent de keuzevoorzetsels en kunt ze gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

m
v
o
mv
der
die
dem
der
den+n
die
das
m
v
o
mv
eine
ein
einem
keinen
einen
keine
1
3
4
1
3
4
dem
die
die
ein
eine
das
einem
ein
einer
keine
den

Slide 7 - Sleepvraag

Ich fahre mit .... Zug (m) nach München.
A
der
B
den
C
dem
D
die

Slide 8 - Quizvraag

Ohne .... (mijn) Lieblingsmusik ( v) kann ich nicht lernen.
A
meinen
B
meiner
C
mein
D
meine

Slide 9 - Quizvraag

Bei ... (onze) Lehrerin dürfen wir nicht miteinander sprechen.
A
unserer
B
unserem
C
unsere
D
unseren

Slide 10 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

* vaak kan je aan het werkwoord zien of er sprake is van ergens zijn (3e) of beweging (4e).

Slide 15 - Tekstslide

3e of 4e naamval:
Unsere Schule liegt in einer Stadt
A
3e
B
4e

Slide 16 - Quizvraag

3e of 4e naamval:
Sabine liegt die Schuhe in den Schrank
A
3e
B
4e

Slide 17 - Quizvraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 18 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).
3de naamval -> der (1)                 dem (3).

Slide 19 - Tekstslide

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage (v)

Slide 20 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage (v).
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'staat' is geen beweging. Je kunt vragen 'waar'? Dus 3de naamval vrouwelijk.

Dus: Das Auto steht vor der Garage (v)

Slide 21 - Tekstslide

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 22 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus Akkustiv (4de naamval) mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 23 - Tekstslide

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 24 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus 4de naamval mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 25 - Tekstslide

7/2 regel (noodregel)
Als je geen antwoord kan geven op: waar/wanneer (3e) of waarheen/beweging (4e), krijg je de 7/2 regel. 
Dus: In de zin staat geen plaats/tijdsbepaling of er vindt in de zin of door het werkwoord geen beweging plaats
  • 7: an, hinter, in, neben, unter, vor, zwischen -> 3e naamval
  • 2: auf, über -> 4e naamval
--> Ich habe Angst vor ________ (de) Mann.  -->  geen wo/wann of wohin?
--> Passt du gut auf _________ (mijn) Schwester? --> geen wo/wan of wohin?

Slide 26 - Tekstslide

und jetzt üben
Machen: Kapitel 6 - Paragraf E: Grammatik Aufgabe 18 - 24
Hilfsmittel: Übersicht Grammatik  Buch B (S.156)
Zeit: diese Stunde
Lastig? Maak een deel samen met de docent.

Fertig:
  • Lernen: Keuzevoorzetsels + betekenis
  • Wiederholen: vaste voorzetsels 3e & 4e naamval + betekenis

Slide 27 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de Akkusativ (4e naamval)?
A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 28 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de Dativ (3e naamval)? [meerdere antwoorden]

A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 29 - Quizvraag

Nächste Stunde
Naamvallen: Systeem
  • Paragraf E: Grammatik B K6

Slide 30 - Tekstslide