Economisch bekeken - H2.4 De productie van belang - KGT

2.4. De productie van behang (KGT)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.4. De productie van behang (KGT)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

WAT IS WAT?

Slide 3 - Tekstslide

WAT IS WAT?

Slide 4 - Tekstslide

  • Hoeveel euro
     geeft Arthur uit
     aan kleding en
     verzorging?
REKENVRAAG

Slide 5 - Tekstslide

  • € 120 : 100 =
     € 1,20 (1%)
     € 1,20 x 30% =
     € 36,-
  • € 120,- : 100 x 30 =
     € 36,-
REKENVRAAG

Slide 6 - Tekstslide

2.4. De productie van behang (KGT)

Slide 7 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • benoemen wat er nodig is voor betaalde productie.
  • benoemen wat de drie productiefactoren zijn en een voorbeeld noemen
  • uitleggen wat kapitaalgoederen zijn en hoe bedrijven deze verschaffen.
Wat gaan we leren?

Slide 8 - Tekstslide

Er zijn twee soorten van produceren, waarvan één betaalde productie is.

  • Betaalde productie: Dat is iets wat bedrijven doen of maken tegen betaling.
  • Voorbeelden: Eten in een restaurant, een pizza bestellen, naar de kapper gaan etc.



Produceren

Slide 9 - Tekstslide

  • Kapitaal = Hulpmiddelen bij de
      productie in bedrijven
      (Kapitaalgoederen).
  • Arbeid = Het werken van mensen.
  • Natuur = Alles wat niet door
      mensen is gemaakt, zoals
      zonlicht, regenwater,
    grondstoffen uit de bodem.
  • Ondernemerschap
Productiefactoren

Slide 10 - Tekstslide

  • Kapitaal = Hulpmiddelen bij de
      productie in bedrijven
      (Kapitaalgoederen).
  • Arbeid = Het werken van mensen.
  • Natuur = Alles wat niet door
      mensen is gemaakt, zoals
      zonlicht, regenwater,
      grondstoffen uit de bodem.
Productiefactoren

Slide 11 - Tekstslide

  • Kapitaalgoederen zijn goederen die je nodig hebt om te kunnen produceren.
  • Bijvoorbeeld: Machines, gebouw, robots, voertuigen, voorraden, grondstoffen etc.
Kapitaalgoederen

Slide 12 - Tekstslide

Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven noemen we investeren!

Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren. 
Investeren

Slide 13 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 52 en 53!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6, 7, 8, 9 en 12.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______ zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______ betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten.
Vul in in de tekst!
  • Investeren
  • Natuur
  • Kapitaal
  • Betaald
     produceren
  • Kapitaalgoederen
  • Arbeid
  • Productiefactoren

Slide 16 - Tekstslide

Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten.

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 5, 6, 7, 8, 9 en 12 van hoofdstuk 2.2 een etentje thuis op bladzijde 46 en 47.

Huiswerk

Slide 18 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 19 - Tekstslide