V5A 6e instructieles periode 4

WELKOM
bij de les Nederlands van 15 juni
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM
bij de les Nederlands van 15 juni

Slide 1 - Tekstslide

            lesdoelen


  • Je weet hoe de toets er in grote lijnen uitziet.
  • Je weet wat je moet voorbereiden.
  • Je beschikt over extra oefenmateriaal.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de toets eruit?
  • combinatievraag (zie volgende slide voor voorbeeld) 
  • vraag over gelezen toneelstuk
  • vragen over Max Havelaar
  • primaire teksten uit 17e en 18e eeuw met vragen

Totaal 67 punten (62 uit de toets, 5 uit de voorbereiding)

Slide 3 - Tekstslide

tragedie
14 regels
Douwes Dekker
renaissance
briefroman
hooggeplaatste personages
Multatuli
Gouden Eeuw
sonnet
kennis en opvoeding

Slide 4 - Sleepvraag

Welk kenmerk hoort niet bij een tragedie?
A
hooggeplaatste personages
B
5 bedrijven 4 reien
C
dagelijks taalgebruik
D
(meestal) 3 eenheden

Slide 5 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij een komedie?
A
humor
B
primaire driften
C
personages burgerij
D
spotten met burgerlijke moraal

Slide 6 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij een klucht?
A
primaire driften
B
verheven taalgebruik
C
laaggeplaatste personages
D
korter dan komedie

Slide 7 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij een sonnet?
A
wending
B
abba in oktaaf
C
cde in sextet
D
aemulatio

Slide 8 - Quizvraag

Een wending in een sonnet zit altijd tussen het octaaf en het sextet.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij het petrarkisme?
A
hemellichamen als beeldspraak
B
onbereikbare geliefde
C
sprookjesachtig
D
rode lippen, blanke huid

Slide 10 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij een emblema?
A
imitatio
B
pictura
C
utile dulci
D
motto

Slide 11 - Quizvraag

De roman werd gewaardeerd in de 17e eeuw.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Bij een acrostichon vormen de eerste letters van elke regel of strofe een woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

In de renaissancekunst waren translatio, imitatio en aemulatio belangrijk in
A
de beeldende kunst
B
de literatuur
C
alle renaissancekunst
D
geen enkele kunstuiting

Slide 14 - Quizvraag

Rederijkers besteedden veel aandacht aan de vormgeving van hun teksten.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Onder renaissancelyriek verstaan we alleen gezongen poëzie uit die tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Welke van deze factoren droeg niet bij aan de bloei in de Gouden Eeuw?
A
ligging aan waterroutes
B
goede scheepsbouw
C
komst van katholieke vluchtelingen
D
zwakte andere Europese staten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de taak van een auteur in de 16e en 17e eeuw?
A
leren en organiseren
B
aandacht trekken en vermaken
C
leren en vermaken
D
stichten en vermaken

Slide 18 - Quizvraag

De romantiek was een kunststroming
A
in vele Europese landen
B
in Italië en Nederland
C
in Duitsland en Nederland
D
in Duitsland, Frankrijk en Nederland

Slide 19 - Quizvraag

Mysterie hoort bij de romantiek.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wie is geen verteller in Max Havelaar?
A
Droogstoppel
B
Multatuli
C
Sjaalman
D
Stern

Slide 21 - Quizvraag

De hoogste ambtenaar in het cultuurstelsel was
A
gouverneur-generaal
B
koning
C
regent
D
resident

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een overeenkomst tussen renaissance en romantiek?
A
gebruik maken van verleden
B
originaliteit
C
literaire conventies
D
engagement

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet je voorbereiden?
- de verzamelde theorie uit de e-books (deel 1 en deel 2)
- de opdrachten met antwoorden
- de voorbereiding van de presentatie over het toneelstuk
- de antwoorden bij de vragen over Max Havelaar
- de inhoud van de gelezen delen van Max Havelaar
- de toelichting in de LessonUps 
- de extra informatie uit de lessen

Slide 24 - Tekstslide