Eén van de ketens in het DNA-molecuul heeft de volgende structuur: C - T- G- A- T- A- C (keten 1) Hoe ziet het volledige DNA-molecuul eruit? Geef de complementaire keten (dit is keten 2).
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Eén van de ketens in het DNA-molecuul heeft de volgende structuur: C - T- G- A- T- A- C (keten 1) Hoe ziet het volledige DNA-molecuul eruit? Geef de complementaire keten (dit is keten 2).
Slide 1 - Open vraag
DNA
Hoe ziet dat eruit?
Teken zoveel mogelijk details!
Slide 2 - Tekstslide
DNA
4.1 De bouw en functie van DNA
Slide 3 - Tekstslide
Lesprogramma
Leerdoelen
Uitleg
Vragen
Nabespreken
Huiswerk
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
Slide 5 - Tekstslide
DNA
Celkern
Cel
Chromosoom
Slide 6 - Sleepvraag
DNA bevat ...
A
informatie voor de eigenschappen die je ziet
B
chromosomen
C
het genoom
D
informatie voor de erfelijke eigenschappen
Slide 7 - Quizvraag
DNA is opgebouwd uit ...
A
stikstofbasen
B
stikstofbasen en een fosfaatgroep
C
stikstofbasen, een fosfaatgroep en desoxyribose
D
stikstofbasen en desoxyribose
Slide 8 - Quizvraag
Het genoom
Het geheel aan erfelijke informatie in een cel van organismen.
kern DNA
mitochondriaal DNA
chloroplasten DNA
Prokaryoten: circulair DNA los in cytoplasma, soms ook plasmiden
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
DNA
Dubbelstrengs nucleïnezuur in een helix
Opgebouwd uit nucleotiden
Complementairebasenparen
Adenine + Thymine
Cytosine + Guanine
Slide 11 - Tekstslide
Bouw van DNA
Ruggengraat van desoxyribose (suiker) en fosfaat (5' uiteinde)
suiker + fosfaat + base = Nucleotide
Slide 12 - Tekstslide
Chromosomen
DNA kan om histonen (eiwitten) worden gerold om chromosomen te vormen
DNA + histonen = nucleosoom
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, base, nucleotide
Slide 14 - Quizvraag
enkelstrengs DNA
ssDNA
dubbelstrengs DNA
dsDNA
Slide 15 - Tekstslide
Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van stikstofbasen
D
de volgorde van genen
Slide 16 - Quizvraag
DNA-stikstofbasen
DNA-sequentie:
de volgorde waarin de nucleotiden zijn gerangschikt
de volgorde bepaalt welk aminozuur en dus eiwit gevormd worden
Allel:
variatie in de DNA-sequentie van een gen
Slide 17 - Tekstslide
Hoeveel procent van ons DNA bestaat uit genen?
A
0-5%
B
10-50%
C
5-10%
D
50-80%
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Niet coderend-DNA heeft
A
geen functie
B
een regulerende functie
C
verslaving tot gevolg
D
een coderende functie
Slide 20 - Quizvraag
Niet-coderend DNA
Op ons DNA liggen 30.000 genen, met vaste plaats (locus)
1,5% van je DNA bestaat maar uit genen.
98,5% (rest) is niet coderend-DNA (=vroeger junk-DNA). Deze hebben een regulerende functie bij eiwitsynthese
Slide 21 - Tekstslide
Tussen welke basenparen bevindt zich de sterkste binding? Waarom?
Slide 22 - Open vraag
Adenine kan alleen binden met de stikstofbase Thymine en Cytosine alleen met Guanine. Wat is hier het voordeel van?
A
DNA sequentie verandert niet snel
B
Je hebt maar een klein aantal nucleïnezuren nodig
C
De waterstofbruggen verbreken snel
D
DNA replicatie gaat razendsnel
Slide 23 - Quizvraag
Kies de juiste woorden.
Het grootste deel van het DNA bestaat uit...... DNA. De functie hiervan is .......