VWO Oefentoets H1 Iran en atlasvaardigheden § 1 t/m 5
Welke hoogtegordels horen bij de nummers 2,3 en 4? (noteer het nummer en schrijf de naam erachter)
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welke hoogtegordels horen bij de nummers 2,3 en 4? (noteer het nummer en schrijf de naam erachter)
Slide 1 - Open vraag
Een kaart heeft een schaal van 1: 900000. Hoeveel kilometer is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
A
9
B
90
C
900
D
9000
Slide 2 - Quizvraag
Een kaart heeft een schaal van 1: 500 000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 4,5 cm. Hoe groot is die afstand in werkelijkheid? (vergeet niet de berekening)
Slide 3 - Open vraag
Bekijk deze figuur en beantwoord de vragen op de volgende dia's.
Slide 4 - Tekstslide
Ligt punt 1 op noorderbreedte of op zuiderbreedte?
A
Noorderbreedte
B
Zuiderbreedte
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet de breedtecirkel waarop punt 3 ligt?
Slide 6 - Open vraag
Wat is een ander woord voor breedtecirkel?
Slide 7 - Open vraag
Ligt punt 5 op het westelijk of op het oostelijk halfrond?
A
westelijk halfrond
B
oostelijk halfrond
Slide 8 - Quizvraag
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 9 - Quizvraag
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 10 - Quizvraag
Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 11 - Quizvraag
Bekijk deze figuur en beantwoord de volgende vragen op de dia's.
Slide 12 - Tekstslide
Geven de lijnen in de kaart de absolute of de relatieve afstanden weer?
A
Absolute afstanden
B
Relatieve afstanden
Slide 13 - Quizvraag
Welke uitspraak over afstand is goed?
A
De absolute afstand is hetzelfde als de afstand hemelsbreed.
B
De absolute afstanden zijn de afgelopen honderd jaar toegenomen.
C
De afstand hemelsbreed meet je over de weg.
D
De relatieve afstand is meestal kleiner dan de absolute afstand.
Slide 14 - Quizvraag
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een kaart met de musea in Amersfoort"
Slide 15 - Open vraag
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een wegenkaart van Europa"
Slide 16 - Open vraag
Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving: "Een kaart van de vervuiling op de stranden van Brazilië"
Slide 17 - Open vraag
Als een kaart een schaal heeft van 1: 200 000, noemen we 200 000 het schaalgetal. Iemand doet twee uitspraken:
I Hoe kleiner het schaalgetal, hoe minder details op een kaart zichtbaar zullen zijn. II Hoe groter het schaalgetal, hoe groter het afgebeelde gebied op de kaart kan zijn.
Welke uitspraken over het schaalgetal is goed? Kies het juiste antwoord.
A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een legenda?
A
De uitleg hoe je de kaart kunt gebruiken.
B
De verklaring van de kleuren, tekens en symbolen op de kaart.
C
Een beschrijving van de plaatsen op de kaart.
D
Hokjes onder de kaart waarin de gebruikte kleuren staan.
Slide 19 - Quizvraag
In sommige delen van Iran wonen heel weinig mensen. In welk gebied wonen de minste mensen?
A
In het noorden van Iran
B
In het oosten van Iran
C
In het zuiden van Iran
D
In het westen van Iran
Slide 20 - Quizvraag
Leg uit waarom daar zo weinig mensen wonen.
Slide 21 - Open vraag
Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: " Gebied waar altijd sneeuw ligt"
Slide 22 - Open vraag
Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: "De verdeling van mensen over een land of gebied"
Slide 23 - Open vraag
Noteer het begrip bij de juiste omschrijving: " Kaart die over één onderwerp gaat"
Slide 24 - Open vraag
Twee uitspraken:
I Het zuiden van Teheran bestaat uit allerlei kronkelige straatjes II De modernste gebouwen vind je in het noorden van Teheran.
A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed
Slide 25 - Quizvraag
Welke uitspraak is goed?
A
De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en een noordelijk halfrond.
B
Nederland ligt op noorderbreedte en westerlengte.
C
Gebieden rondom de evenaar liggen op hoge breedte.
D
Iran heeft meer reliëf dan Nederland
Slide 26 - Quizvraag
In welke plaatsbepaling zit een fout?
A
48° NB, 3° OL
B
2° ZB, 3° WL
C
95° NB, 15° OL
D
16° NB, 40° WL
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de beste manier om een onbekende plaats in de atlas te vinden?
A
De bladwijzer van de atlas bekijken.
B
In de inhoudsopgave kijken.
C
In de legenda voor in de atlas kijken.
D
In het register van topografische namen kijken.
Slide 28 - Quizvraag
Je ziet in het figuur hiernaast de immigranten naar Nederland in 2015. Welke kleur(en) (of nummers) kwam(en) om politieke redenen naar Nederland?
Slide 29 - Open vraag
Je ziet in het figuur hiernaast de immigranten naar Nederland in 2015. Welke kleur(en) (of nummers) kwam(en) om economische redenen naar Nederland?
Slide 30 - Open vraag
De Blankenburgtunnel wordt een verbinding tussen de A20 en Rozenburg. Er waren mensen voor en tegen deze tunnel. Wat vind jij? Ben jij voor of tegen en leg uit waarom.