leerhulp toets H1 1HV

even de toets doorlopen de belangrijkste zaken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

even de toets doorlopen de belangrijkste zaken

Slide 1 - Tekstslide

Je moet het trefwoordenregister kunnen gebruiken 

Slide 2 - Tekstslide

Je moet plaatsbepaling kunnen toepassen

Slide 3 - Tekstslide

In welke plaatsbepaling zit een fout?
A
48° NB, 3° OL
B
2° ZB, 3° WL
C
95° NB, 15° OL
D
16° NB, 40° WL

Slide 4 - Quizvraag

Bekijk deze figuur en beantwoord de vragen op de volgende dia's.

Slide 5 - Tekstslide

Ligt punt 1 op noorderbreedte of op zuiderbreedte?
A
Noorderbreedte
B
Zuiderbreedte

Slide 6 - Quizvraag

je moet de bevolkingsdichtheid kunnen uitrekenen

Slide 7 - Tekstslide

aantal inwoners/aantal km2

Slide 8 - Tekstslide

met schaal kunnen werken

Slide 9 - Tekstslide

Een kaart heeft een schaal van
1: 900000. Hoeveel kilometer is 1 cm op de kaart in werkelijkheid?
A
9
B
90
C
900
D
9000

Slide 10 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van
1: 500 000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 4 cm. Hoe groot is die afstand in werkelijkheid?

Slide 11 - Open vraag

Als een kaart een schaal heeft van 1: 200 000, noemen we 200 000 het schaalgetal.
Iemand doet twee uitspraken:

I Hoe kleiner het schaalgetal, hoe minder details op een kaart zichtbaar zullen zijn.
II Hoe groter het schaalgetal, hoe groter het afgebeelde gebied op de kaart kan zijn.

Welke uitspraken over het schaalgetal is goed? Kies het juiste antwoord.

A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout
C
I is goed en II is fout
D
I is fout en II is goed

Slide 12 - Quizvraag

De volgende begrippen goed kennen: reliëf, bevolkingsspreiding, Noordpool, absolute en relatieve afstand.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving:
"De verdeling van mensen over een land of gebied"

Slide 14 - Open vraag

Welke uitspraak over afstand is goed?
A
De absolute afstand is hetzelfde als de afstand hemelsbreed.
B
De absolute afstanden zijn de afgelopen honderd jaar toegenomen.
C
De afstand hemelsbreed meet je over de weg.
D
De relatieve afstand is meestal kleiner dan de absolute afstand.

Slide 15 - Quizvraag

Breedtecirkel/parallel

Slide 16 - Tekstslide

soorten kaarten

Slide 17 - Tekstslide

Noteer het begrip bij de juiste omschrijving:
" Kaart die over één onderwerp gaat"

Slide 18 - Open vraag

Hoogtegordels

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

welke hoogtegordel is nummer 4
A
alpenweide
B
rotsgordel
C
naaldboomgordel
D
loofboomgordel

Slide 21 - Quizvraag

schaalniveaus in woorden

Slide 22 - Tekstslide

Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving:
"Een kaart van de parken in Enschede"

Slide 23 - Open vraag

Welk schaalniveau past bij de volgende beschrijving:
"Een kaart van de vervuiling van rivieren in Brazilië"

Slide 24 - Open vraag

Welk schaalniveau past bij deze kaart?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 25 - Quizvraag