Adverbs vs adjectives part 2

Part 2 
Adjectives and Adverbs
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Part 2 
Adjectives and Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Explanation
Een adverb (bijwoord) kan  iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.
The English teacher is an incredibly great teacher
                                            bijwoord bijvoeg nw
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een ander bijwoord
This book is written very beautifully
                                         adverb     adverb

Slide 2 - Tekstslide

How do we make an adverb?
Je maakt een bijwoord door  - ly toe te voegen aan het bijv. nw

For example:
beautiful - beautifully               careful-carefully             loud-loudly

adjective:    the beautiful girl
adverb:         she sings beautifully

Slide 3 - Tekstslide

Exceptions 1 (uitzonderingen)
spellingswijzigingen
* bijv nw  eindigt op '-le'         =  bijwoord+ ly     terrible - terribly
* bijv nw eindigt op  medeklinker + -y  =  bijwoord +ily    
                                                 easy - easily
* bijv nw eindigt op 'ic '   = bijwoord +ally    
                        fantastic - fantastically


                      
          

Slide 4 - Tekstslide

Exceptions 2
BELANGRIJK!!!!!

Bij sommige werkwoorden gebruiken we alleen een bijvoeglijk naamwoord. Dat zijn de werkwoorden die te maken hebben met je zintuigen. 
to be (zijn), to seem , to feel , to smell , to sound , to taste, to look

Het ruikt vreselijk. - It smells terrible.

Slide 5 - Tekstslide

Exceptions 3
BELANGRIJK!!!!

Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een ander bijwoord:
He is a good boy. - He studies well.

Sommige bijvoeglijk naamwoorden blijven altijd dezelfde vorm houden.
Bij fast, long, fair, low, high,early,hard,late,
That is a fast car. - It drives fast

Slide 6 - Tekstslide

Be careful with ....

Hard              Hardly
Near              Nearly
Late                Lately


Difference in meaning!

Slide 7 - Tekstslide


and watch out for these three. 
They change meaning when added ly at the end:

hard- hard/hardly = barely( nauwelijks, bijna niet)
He ran hard/he ran hardly
near - near / nearly = almost( bijna)
He was near that place/ he was nearly there
late - late / lately = recently
He arrived late (briefje dus)/ he arrived lately


Slide 8 - Tekstslide

hard ≠ hardly

He works so hard.
He hardly sees his family.

Slide 9 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 10 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 11 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 12 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 13 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 14 - Quizvraag

Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 15 - Quizvraag

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 16 - Quizvraag

He drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 17 - Quizvraag

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically

Slide 18 - Quizvraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
Besides that she is a (wonderful) and caring person.

Slide 19 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
That soup tastes really ___ (bad), don't eat it!

Slide 20 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Shane ___ (slow) walked to the door and shut it with a ___ (loud) bang.

Slide 21 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 22 - Open vraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
The thief drove away (fast) after he'd stolen the jewels.

Slide 23 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
I didn't know she could cook so ___ (good).

Slide 24 - Open vraag


Adverbs-adjectives- comparisons
My sister plays football ..... (energetic) than before.

Slide 25 - Open vraag

Planner time 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link