Adjectives/adverbs (HV)

Bijwoord - adverb
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.   (actie in de zin).

Lady Gaga sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)

Een werkwoord is iets wat je kunt doen.

Hoe maak je een bijwoord?

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bijwoord - adverb
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.   (actie in de zin).

Lady Gaga sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)

Een werkwoord is iets wat je kunt doen.

Hoe maak je een bijwoord?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bijwoord?

Slide 2 - Woordweb

Welcome :)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

What's the plan?
- Goals for today
-Grammar adjectives/adverbs
- Harry? 
- Homework 

Slide 5 - Tekstslide

Goal
- I can understand a short simple letter or email.

- I know what an adjective and adverb is

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 7 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord - adjective
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het mooie meisje                 The beatiful girl
Een makkelijk vak                  An easy subject
De fantastische show         The fantastic show
Een zelfstandig naamwoord is een ding, dier of mens en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Adjective
Adverb
Describes (pro)nouns
Describes adjectives, verbs and adverbs
Bijwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Sleepvraag

ADJECTIVES
ADVERBS
Beautiful
well
economically
good
long
fast
quick
quickly

Slide 11 - Sleepvraag

Exceptions 1 (uitzonderingen)
spellingswijzigingen
* bijv nw  eindigt op '-le'         =  bijwoord+ ly     terrible - terribly
* bijv nw eindigt op  medeklinker + -y  =  bijwoord +ily    
                                                 easy - easily
* bijv nw eindigt op 'ic '   = bijwoord +ally    
                        fantastic - fantastically


                      
          

Slide 12 - Tekstslide

Exceptions 2
BELANGRIJK!!!!!

Bij sommige werkwoorden gebruiken we alleen een bijvoeglijk naamwoord. Dat zijn de werkwoorden die te maken hebben met je zintuigen. 
to be (zijn), to seem , to feel , to smell , to sound , to taste, to look

Het ruikt vreselijk. - It smells terrible.

Slide 13 - Tekstslide

Exceptions 3
BELANGRIJK!!!!

Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een ander bijwoord:
He is a good boy. - He studies well.

Sommige bijvoeglijk naamwoorden blijven altijd dezelfde vorm houden.
Bij fast, long, fair, low, high,early,hard,late,
That is a fast car. - It drives fast

Slide 14 - Tekstslide

Be careful with ....

Hard              Hardly
Near              Nearly
Late                Lately


Difference in meaning!

Slide 15 - Tekstslide


and watch out for these three. 
They change meaning when added ly at the end:

hard- hard/hardly = barely( nauwelijks, bijna niet)
He ran hard/he ran hardly
near - near / nearly = almost( bijna)
He was near that place/ he was nearly there
late - late / lately = recently
He arrived late (briefje dus)/ he arrived lately


Slide 16 - Tekstslide

hard ≠ hardly

He works so hard.
He hardly sees his family.

Slide 17 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 18 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 19 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 20 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 21 - Quizvraag

Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 22 - Quizvraag

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 23 - Quizvraag

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically

Slide 24 - Quizvraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
Besides that she is a (wonderful) and caring person.

Slide 25 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
That soup tastes really ___ (bad), don't eat it!

Slide 26 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Shane ___ (slow) walked to the door and shut it with a ___ (loud) bang.

Slide 27 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 28 - Open vraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
The thief drove away (fast) after he'd stolen the jewels.

Slide 29 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
I didn't know she could cook so ___ (good).

Slide 30 - Open vraag


Adverbs-adjectives- comparisons
My sister plays football ..... (energetic) than before.

Slide 31 - Open vraag

Your turn...
Kijk de korte clip van Pirates of the Caribbean en schrijf enkele bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden op die je herkent. Bijvoorbeeld:

A red hat                                      Jack sings awfully
The scary pirate                        It went terribly wrong    



Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Welke zinnetjes heb je bedacht?

Slide 34 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
It is a beautiful ship.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 35 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
Jack falls beautifully.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Link

How did it go?
Doel: aan het einde van de les weten we wat het verschil is tussen een adverbs en adjective..

Slide 38 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen een adverb en adjective en kan deze toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 39 - Quizvraag

What is long in the following sentence?

Jacks has long hair

A
Long is an adjective
B
Long is an adverb

Slide 40 - Quizvraag

What's an adjective?

Slide 41 - Open vraag

Waar staat een 'adjective' in de zin?

Slide 42 - Open vraag

Homework
Do: 
Getting Started: Ex. 1,2,3
(A.Watching: Ex. 6ab)
10, 11a, 12
Study:
- Vocabulary
Theme words --> StudyGo

Slide 43 - Tekstslide