Dag 6

Woorden
Thema 12:  Vriendschap
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden
Thema 12:  Vriendschap

Slide 1 - Tekstslide

De woorden van vandaag:
lang(e)
leuk(e)
lief - lieve
de manier
moeilijk(e)
nemen
niks

Slide 2 - Tekstslide

lang(e) (bnw)
  • 1) groot
  • lang <--> kort 
  • zin: De man  is 2.05 meter. Dat is lang!

  • 2) lang duren (tijd)
  • zin:  Hij is 20 minuten op de wc. Dat duurt lang!
36

Slide 3 - Tekstslide

leuk(e) (bnw)
  • 1) prettig, fijn
  • zin: Zullen we zwemmen? Ja, leuk!
  • zin: Dat is een leuke docent.

  • 2) waar je om kunt lachen
  • zin: Ik vind dit een leuke grap.
37

Slide 4 - Tekstslide

lief - lieve (bnw)
  • aardig
  • schattig

  • zin: Dat kleine hondje is lief.
  • zin: De lieve kinderen helpen mama.
38

Slide 5 - Tekstslide

de manier (znw)
  • hoe je iets kan doen
  • de manieren

  • zin: Ik kan op twee manieren naar school: lopend of met de fiets.
  • zin: Op welke manier leer jij nieuwe woorden?
39

Slide 6 - Tekstslide

moeilijk(e)
  • wat veel inspanning kost om te doen
  • moeilijk <--> makkelijk

  • zin: Vandaag heb ik een moeilijke toets.
  • zin: Ik heb pijn aan mijn voet. Ik loop moeilijk.
40

Slide 7 - Tekstslide

nemen (ww)
  • 1) pakken
  • zin: Neem maar een koekje hoor!

  • 2) gebruiken
  • zin: Hij neemt de auto.

  • TT - ik neem - jij neemt - wij nemen
  • VT - ik nam - namen
  • VTD - ik heb genomen
41

Slide 8 - Tekstslide

niks
  • niets; geen ding
  • niks <--> alles

  • zin: Heb jij suiker in de koffie? Nee, niks
  • zin: Kijk maar, ik heb niks in mijn tas.
  • zin: Wat zei jij? O, niks.
42

Slide 9 - Tekstslide

Het meisje is heel ...... Haar benen zijn ........ en zij ........... heel ...........
34/36/37/38
A
lief - leuk - lief - lachen
B
leuk - lief - lacht - lang
C
leuk - lang - lacht - lief
D
lang - leuk - lief - lachen

Slide 10 - Quizvraag

39
timer
1:30
Wat zijn goed manieren?

Slide 11 - Woordweb

Hij ................ als de docent boos is.
Dat zijn geen goede ....................
34/39
A
lach - reden
B
lacht - manieren
C
lacht - leuke
D
komt - manieren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de beste ............... om een appel te schillen?
39

Slide 13 - Open vraag

Hoe vond jij de toets?
40
A
Ik vond de toets moeilijk.
B
Ik vond de toets makkelijk.
C
Ik vond de toets mooi.
D
Ik vond de toets lief.

Slide 14 - Quizvraag

40
timer
1:30
Wat vind jij moeilijk om te doen?

Slide 15 - Woordweb

Ik .............. de bus naar huis.
41

Slide 16 - Open vraag

Goed of fout?
A - Jij neemt het rekenboek mee.
B - Hij neemt veel praten.
41
A
A - goed B - fout
B
A - goed B - goed
C
A - fout B - goed
D
A - fout B - fout

Slide 17 - Quizvraag

Vandaag wil ik helemaal .............. doen.
42

Slide 18 - Open vraag