6.7 + 6.8 Werkwoorden en lastige letters: c of k?

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.7 & 6.8
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.7 & 6.8
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands en open deze op blz. 268

Huiswerk controle: 
Werkblad grammatica 

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je fout gespelde werkwoorden verbeteren
- kun je woorden met een k-klank spellen

Leergebiedoverstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt. 
- Je kijkt het gemaakte werk na, verbetert waar nodig en benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kant vertellen wat er nodig om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof). 
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand

Er is geen mini-check vandaag. Opdracht 1 doen we even samen via Lesson Up. Iedereen doet mee. 

Slide 4 - Tekstslide

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Voor 23.00 uur besteld, morgen in huis, zo ... (beloven) de website bol.com.
A
belooft
B
belovt
C
beloovt
D
beloofd

Slide 5 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Waar gaat je digitale winkelwagen heen nadat je op de bestelknop hebt ... (drukken)?
A
drukken
B
drukt
C
gedrukt

Slide 6 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Beeldredacteur Evelien ... (houden) kennelijk van kleien.
A
houd
B
hout
C
houdt

Slide 7 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Ze kiest voor een Play-Doh brandweerwagen die met blauwe klei een vuurtje van rode klei ... (blussen).
A
blussen
B
blust
C
blusd
D
geblust

Slide 8 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Voor stagiaire Iris ... (belanden) er zowel een fonduepan in de digitale winkelwagen, als een verjaardagscadeau voor haar moeder.
A
beland
B
belanden
C
belandt
D
belant

Slide 9 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Bij bol.com kun je rond de negen miljoen artikelen ... (bestellen).
A
bestelt
B
besteld
C
bestellen

Slide 10 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Maar dat ... (betekenen) niet dat al die spullen op één plek op voorraad zijn.
A
betekent
B
betekend
C
betekenen

Slide 11 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Even googelen leert dat dat een winkel ... (zijn) in Nijverdal.
A
zijn
B
is
C
wordt

Slide 12 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Marjolein Verkerk van bol.com ... (uitleggen): Bij elk artikel op de website hoort een aantal codes.
A
legt uit
B
uitlegt
C
uitgelegd
D
uitleggen

Slide 13 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Het systeem dat de bestellingen heeft ... (verwerken), ... (herkennen) die codes.
A
verwerken - herkennen
B
verwerkt - herkent

Slide 14 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Het ... (zorgen) ervoor dat een bestelling voor een duikcomputer automatisch naar Lucas Duiksport gaat.
A
zorgt
B
zorgd
C
zorgen

Slide 15 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Daar haalt een winkelbediende het apparaat uit de schappen om het vervolgens op de post te ... (doen).
A
doen
B
gedaan
C
doe

Slide 16 - Quizvraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Zo ... (verkopen) duizenden 'partners' via de website hun spullen, zegt Verkerk.
A
verkoopt
B
verkopt
C
verkopen

Slide 17 - Quizvraag

4. Instructie
Iedereen doet mee met de instructie. 

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Er zijn drie werkwoordsvormen:
  1. persoonsvorm - pv 
Bijv: ik loop, hij loopt, wij lopen

    2. voltooid deelwoord - vdw
Bijv: breken -> gebroken, steken -> gestoken, beloven -> beloofd

   3. hele werkwoord - hele werkwoord
Bijv: lopen, roken, fietsen

Slide 19 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op 
-en bij de sterke werkwoorden.

Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.

Weet je niet of er -t of -d achter moet, maak het woord langer of gebruik 
't kofschip

Slide 20 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Opdracht 2 ga je maken op het werkblad dat je van mij krijgt. 

Bij opdracht 3 moet je opschrijven of de dikgedrukte woorden goed of fout geschreven zijn. Wanneer de woorden fout geschreven zijn, verbeter je deze. Je hoeft niet op te schrijven waarom een woord goed of fout geschreven is. 

Bij opdracht 4 moet je bepalen of er een c, k, cc of ck op de plaats van de puntjes moet komen. Je schrijft de woorden helemaal op.

Slide 21 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig 6.7 en 6.8 opdracht 3 en 4 op blz. 269 en 270. 


Ben je klaar?
Dan lever je jouw schrift en werkblad bij mij in. 
Daarna ga je in stilte lezen
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie lesdoelen:
- kun je fout gespelde werkwoorden verbeteren?
- kun je woorden met een k-klank spellen?

 

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 30 mei
6.7 en 6.8 opdracht 3 en 4

Slide 24 - Tekstslide