Argumenteren

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Argumenteren

Objectief en subjectief

Neem je notitieblad erbij.   

Vul de gegevens aan :       

* wat is objectief?

* wat zijn de kenmerken?

* wat is subjectief?

* wat zijn de kenmerken

Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?

1. Subjectief is formeel, objectief is informeel
2. Subjectief is feitelijk, objectief is je mening.
3. Objectief is feitelijk, subjectief is je mening.
4. Subjectief is informeel, objectief is formeel

Een rood t-shirt en een blauwe broek passen niet samen.

1. Objectief
2. Subjectief

1) Cola bevat zoetstoffen.
2) Dat vind ik lekker.

1. beide subjectief
2. beide objectief
3. 1 = subjectief en 2 = objectief
4. 1 = objectief en 2 = subjectief

Mening 

Vervolledig deel 2 : Mening         

* Hoe noem je een mening nog?

* In welk 3 vormen kan je die aantreffen?

* Hoe zet je je mening kracht bij?

* Wat zijn de kenmerken van objectieve argumenten?

* Wat zijn de kenmerken van subjectieve argumenten?

Mening/stelling en argument

* Neem je werkboek p. 81 opdr. 3 

* Lees de opgave.

* Markeer de kernwoorden.

* Maak de opdracht IN je werkboek. 

Argumenten 

Neem je notitieblad deel 3 : argumenten.

Vul de 7 soorten argumenten in!

Welke zin is een voorbeeld van
een oorzaak-gevolg argument?

1. Nieuwe voetballen spelen beter maar zijn duurder.
2. Gisteren had ik een ongeval en nu lig ik in het ziekenhuis.
3. Voor mijn Nieuwjaar wil ik een smartwatch, mijn beste vriend heeft dat ook en kan niet meer zonder
4. Ze zouden in België softdrugs legaal maken, in Nederland zijn joints ook toegelaten en daarom zijn er daar niet meer verslaafden.

Welke zin is geen vergelijkingsargument?

1. Die Ipad is veel duurder dan een Huawei, daarom kan ik die niet kopen.
2. Nieuwe voetballen spelen beter maar zijn duurder, dus spelen we nog even met de oude ballen.
3. Volgens Van Dale spel je dat woord met een dubbele medeklinker.
4. Ze zouden in België softdrugs legaal moeten maken, in Nederland zijn joints toegelaten maar er zijn daarom niet meer verslaafden.

Soorten argumenten

Neem je werkboek p. 82 opdr. 4. 

* Lees aandachtig de opgave.

* Markeer de kernwoorden.

* Maak de oefening in je werkboek.

Soorten argumenten 

Neem je notitieblad erbij en vul deel 3 " soorten argumenten" aan met de soorten die je tegenkwam in de opdracht 4 in je werkboek p. 82.

Redeneringen 

Neem je notitieblad er opnieuw bij voor deel 4 : redeneringen.

* Hoe noem je een mening samen met argument(en) ?

* Vervolledig de 5 soorten redeneringen.