WOORDEN Regels en straf dag 2

Woordenschat
Dag 2:  Regels en Straf
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Dag 2:  Regels en Straf

Slide 1 - Tekstslide

betalen
werkwoord (ww)

  • geld geven om iets te kopen
  • werkwoord:                               ik betaal - wij betalen
  • zin: Ik koop eten, ik betaal bij de kassa.
  • zin: Ik betaal met pin.

Slide 2 - Tekstslide

de betekenis
  • wat iemand met iets bedoelt 
  • Zin: De betekenis van dit woord is duidelijk.
  • Zin: Wat is de betekenis van deze kleuren?

Slide 3 - Tekstslide

de boete
  • een straf die je moet betalen 
  • Zin: Ik moet een boete betalen, omdat ik geen licht op mijn fiets heb.
  • Zin: Een boete betalen is niet leuk.

Slide 4 - Tekstslide

controleren


  • kijken of iets goed is 
  • werkwoord
  • ik controleer - wij controleren
  • Zin: De docent controleert de toets.
  • Zin: De politie moet alle auto's controleren.

Slide 5 - Tekstslide

daar
  • op die plaats
  • daar > < hier
  • Zin: De jongen zit daar.
  • Zin: Daar loopt een kat.  

Slide 6 - Tekstslide

Ik koop eten. Ik betaal bij de kassa.
De betekenis van dit woord is duidelijk.
Ik moet een boete betalen, omdat ik geen licht op mijn fiets heb.
De docent controleert de toets.
De jongen zit daar.

Slide 7 - Tekstslide

Wat bedoelen wij met het woord "betalen"?
A
geld krijgen
B
geld geven om iets te kopen
C
iets ontvangen
D
cadeau geven

Slide 8 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'de betekenis'?
A
de inhoud van iets
B
een tekening
C
wat iemand met iets bedoeld
D
een kennis

Slide 9 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'de boete'?
A
een uitnodiging
B
een straf waar je geld moet betalen
C
geen straf
D
iets doen wat niet mag

Slide 10 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord 'controleren'?
A
niet opletten
B
niet snappen
C
kijken of iets goed is
D
nakijken

Slide 11 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord 'daar'?
A
praten over iets
B
hier
C
op die plaats
D
raar

Slide 12 - Quizvraag

Maak zelf een zin

Slide 13 - Tekstslide

Maak een zin met het woord 'betalen'.

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'de boete'.

Slide 15 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 16 - Tekstslide

De politie heeft mij aangehouden omdat ik geen licht op mijn fiets had. Nu moet ik een ..... betalen.

Slide 17 - Open vraag

Voordat we de supermarkt uit lopen, moeten wij eerst langs de kassa om de producten te .... .

Slide 18 - Open vraag

De hond is niet hier maar .....

Slide 19 - Open vraag

Wie kunnen er boetes geven?

Slide 20 - Open vraag

zinnen maken 

zinnen schrijven
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters
- ik schrijf één zin
- gebruik woorden van deze les
- eerst in mijn eigen taal, dan in het Nederlands.


Slide 21 - Tekstslide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: betalen, de betekenis, de boete, controleren, daar

Slide 22 - Tekstslide